Nieuwsbrief 3 | © | januari 1994 - 2e jaargang nr. 1 |
Een van Frankrijk's meest eminente antropologen, Françoise Héritier-Auge,
van het College de France onderstreepte het onlangs ook nog eens: De band
tussen broer en zus is, door de hele Geschiedenis heen, een van de allerbelangrijkste
van alle menselijke relaties gebleken.
Ook tussen Willy van der Heide en zijn veel jongere zuster heeft altijd
een bijzondere, zij het strijdbare, band bestaan. Zo bezwoer hij haar bijvoorbeeld
met hem samen te werken want. zo vond hij, 'samen zouden ze de wereld veroveren'.
Hun samenzijn mondde echter altijd uit in heftige ruzies en een keer
is hij haar helemaal in Parijs gaan lopen zoeken, maar keerde onverrichterzake
terug.
Niet zo verwonderlijk eigenlijk dat ze zich in die tijd zo tegen hem
afzette. ook een meisje moet haar eigen weg zien te vinden in liet leven.
Ze werd journaliste. Ons stuurde ze, als verrassing voor dit derde nummer
van de Bob Evers Nieuwsbrief een kleine, maar exclusieve bijdrage over
haar jeugd met Willy.
Waarom wij een auto in de garage hadden staan is me ook nu nog niet
helemaal duidelijk, misschien was het alleen maar een statussymbool. De
schaarse keren dat mijn vader erin reed kon je op de vingers van een hand
tellen, wie er echter veel vaker gebruik van maakte was mijn broer. Hij
nam me dan weleens mee, tochtjes maken door de omgeving, of we gingen naar
de IJzeren Man, in Vught, waar hij een kano had.
Als ik nu nog terugdenk aan die auto, krijg ik net zo'n zweverig gevoel
als wanneer ik verliefd ben. Het was een diepzwarte twoseater, zoals je
die nu nergens en nooit meer ziet, met een linnen kap en met aan de achterkant
een rumble-seat! Hierbij moet je je een uitklapbaar geheel voor de geest
halen, waardoor achter de twee bestaande zitplaatsen er nog eens twee kleinere
zitplaatsen te voorschijn getoverd konden worden. Daar kroop ik dan in,
door m'n voet op een steun te plaatsen.
Deze rumble-seat was dus uitermate geschikt voor kinderen, hoewel onze
Duitse oosterburen daar toch anders over denken, die noemen zoiets een
Schwiegermutter-sitz, een zitje voor schoonmoeders. Bovendien waren deze
twee plaatsen altijd onbeschut, omdat ze niet met de linnen kap bedekt
konden worden.
Wat een droom!
Mijn vader verplaatste zich alleen nog maar op de fiets, behalve misschien
op bepaalde hoogtijdagen, dan werd de auto wel van stal gehaald. Buiten
zijn normale rooster overdag op school (hij was leraar), gaf hij les aan
zowat het hele politiekorps van alle omliggende dorpen en gehuchten. Zodoende
kenden de meeste agenten van Den Bosch en omstreken mijn vader, en natuurlijk
ook ons.
Op een dag gingen we weer eens een ritje maken, mijn broer, Old Shatterhand,
en ik, zijn Winnetoul Van louter verrukking klom ik bovenop de opengeslagen
linnen kap. De wind woei me om de oren, m'n haren wapperden vrolijk, ik
kon mijn geluk niet op!
Beetje bij beetje begon het echter te regenen.
'Als we maar hard genoeg doorrijden, schieten de druppels vanzelf over
ons heen en worden we niet nat', doceerde bleekgezicht Ofd Shatterhand
plechtstatig, terwijl we met een bliksemvaart door Hintham suisden.
Opeens zag ik heel in de verte uniformen opdoemen, dus zei ik tegen
m'n broer dat er waarschijnlijk agenten achter ons aanzaten?
Ik hield mijn broer voor dat, als ik me op het groene weiland zou kunnen
uitstrekken en, in navolging van het Apachen hoofd Winnetou, mijn oor te
luisteren zou kunnen leggen tegen de drassige grond van Nuland, ik naar
alle waarschijnlijkheid het aantal achtervolgers kon bepalen, alsmede het
merk sigaretten dat ze rookten, Wellicht kon ik ook nog de kleur van hun
ogen inschatten! Maar deze snoeverij beantwoordde hij met het steeds dieper
intrappen van het gaspedaal en die agenten maar proberen ons bij te houden!
Wat daarna gebeurde is eigenlijk niet te beschrijven. Zo'n achtervolging zie je uitsluitend in Amerikaanse films. Een feest van jewelste. Hintham door, Rosmalen voorbij, Nuland in, rechtsaf een landweggetje, weer rechts een hobbelig paadje over, dan een smalle laan op met aan weerszijden bomen en dat alles in vliegende vaart, en ik op die kap maar schreeuwen en gebaren van jewelste en die agenten maar proberen ons bij te houden. Uiteindelijk zijn we ze kwijtgeraakt, maar genoten heb ik wel!
Later, hij werkte toen al bij Philips, had mijn broer het plan opgevat een motor te kopen, ook daarop reed ik dikwijls mee; we gierden dan door de bochten, ik achterop of in de zijspan, helemaal overhellend naar één kant.
Niet zo verwonderlijk eigenlijk, dat ik op latere leeftijd heel veel mannen maar saaie pieten vond . . .
Uit: 'Gelukkig gisteren' van Marie-José van den Hout
© 1994 Hans en Ton Kleppe, Jacoba van Heemskerckstraat 7, 3351 SP Papendrecht
Naar de inhoudsopgave van deze nieuwsbrief Naar de rubriek "de Bob Evers-nieuwsbrief" (algemene informatie) Naar de homepage |