Nieuwsbrief 6 | © | juli 1995 - 3e jaargang nr. 2 |
Onder het vergrootglas door Geerten Meijsing
In 1965 - ik was toen vijftien jaar - ben ik van huis weggelopen en in de winter met een vriend naar Italië gelift. Het toeval wilde dat we op oudejaarsavond in Zürich werden afgezet en dat we om warm te blijven en de nacht door te komen onze toevlucht zochten in de stationsrestauratie.
Zürich daarentegen, in tegenstelling tot Basel
(dat een uitstekende serie wachtkamers heeft), presteert niets meer dan
een lange, rommelige soort van kantine, met kale tafels en een enorm buffet,
waarin bediend wordt door vermoeid uitziende Duits-Zwitserse meisjes, die
niet eens kans zien de tafeltjes schoon te houden. < ... >
"Het lijkt hier warempel wel een
bootwerkers-kantine ", zei Jan. "0f iets van het Leger des Heils. Niets
voor dat keurige Zwitserland."
In de enorme ruimte zaten honderden
arbeiders met grauwe zakken, lompe schoenen en baarden van drie of vier
dagen, aan kale tafels vol wijnringen. De meeste hadden glazen wijn voor
zich staan, anderen slap uitziende koffie. Sommige lagen te slapen met
hun hoofden op hun armen, anderen hingen ver achterover in stoelen die
op hun achterpoten leunden en er uit zagen of zij elk moment met een klap
achterover konden slaan. De ruimte was vervuld van een enorm geroezemoes
van luid gepraat, waar doorheen een constant gekletter van vaatwerk en
het schrille gerinkel van bellen klonk.
Dit is wat ik ook zag: die treurige atmosfeer is door
Van der Heide precies getroffen.
Het is te gemakkelijk om te raden
uit welk Bob Evers-deeltje deze sfeerbeschrijving komt, omdat de jongens
maar een keer in Zürich opereren. Het fragment is een van de talloze
voorbeelden waarin Van der Heide het interieur van een café of stationsrestauratie
beschrijft, altijd met speciale aandacht voor de couleur locale. De schrijver
bracht dan ook heel wat tijd in dit soort openbare gelegenheden door. Dat
de drie vrienden, in de arme tijd van de jaren vijftig, ook in elk avontuur
menig café of restaurant binnenstappen, en daar bestellen wat hen
maar lief is, was altijd een van de paradijselijke kanten van de Bob Eversboeken.
Er wordt veel gegeten en gedronken in de boeken, en er wordt altijd uitgebreid
vermeld wat ze bestellen en verorberen (en niet alleen wanneer het om Droste-repen
of London Tonic gaat). Ik ken geen boeken waarin zoveel gegeten wordt,
en waarin het scenario of het script (zoals dat in literatuurtheoretische
termen heet) van het café een zo belangrijke rol speelt. De inrichting,
de bediening, de sfeer, het publiek, het horeca-personeel vooral, met zijn
hebbelijkheden, zijn door Van der Heide buitengewoon scherp geobserveerd.
In de tijd dat ik met Waterman omging,
woonde ik nog in Haarlem, terwijl hij meestal in Amsterdam verbleef. Vaak
werd ik laat op de avond door hem opgebeld met
het verzoek onmiddellijk naar de stationsrestauratie te komen voor een
dringende bespreking. Meestal bleek de kwestie niet zo dringend: maar het
was al genoeg om met hem de sfeer te delen van een nachtelijke stationsrestauratie.
Hij voelde zich in een openbare gelegenheid op zijn gemak, meer thuis dan
bij hem thuis, en ik voelde mij opgenomen in het avontuur.
© 1995 Hans en Ton Kleppe, Jacoba van Heemskerckstraat 7, 3351 SP Papendrecht
Naar de inhoudsopgave van deze nieuwsbrief Naar de rubriek "de Bob Evers-nieuwsbrief" (algemene informatie) Naar de homepage |