Nieuwsbrief 7 | © | januari 1996 - 4e jaargang nr. 1 |
In de zomer van 1991 trok ik met mijn toenmalige vriendin op bedevaartstocht naar de Franse hoofdstad. Op 3 juli van dat jaar was het precies twintig jaar geleden dat Jim Morrison, de zanger van de legendarische popgroep The Doors, overleed in een Parijse hotelkamer. Die bewuste dag wilden wij uit eerbetoon zijn graf op Père Lachaise bezoeken.
Bij aankomst wachtte ons een onaangename verrassing. Uit vrees voor ongeregeldheden was de begraafplaats die dag niet toegankelijk voor publiek- En de Parijse politie hield alle toegangspoorten scherp in het oog. Voor de hoofdpoort had zich inmiddels een grote menigte fans verzameld, gewapend met muziekinstallaties, gitaren en bloemen voor op de grafzerk van de door ons allen bewonderde overleden zanger. Na een paar uur besloten mijn vriendin en ik om op onderzoek te gaan rond de begraafplaats. Ook al was de toegang afgesloten, ergens was vast nog wel een gaatje groot genoeg voor ons tweeën, En ja hoor, eenmaal aan de achterkant van het terrein aangekomen zagen wij hoe een klein aantal mensen over een omheining klom en tussen de grafzerken verdween, richting graf van onze overleden popheld.
Na haar oorspronkelijke angst overwonnen te hebben, volgden even later ook mijn vriendin en ik het inmiddels plat getreden spoor. Zo kronkelden wij tussen de zerken door, gebruik makend van de natuurlijke dekking, een hoge heuvel op. In een doodse stilte ontvouwde de immense begraafplaats zich aan onze voeten. Links en rechts van ons lagen fans uit vele landen de situatie te bespreken. Aan de hand van een oud kaartje wist iemand waar het graf zou moeten liggen. De vraag was of we daar konden komen, want de politie zou ongetwijfeld op de looppaden patrouilleren.
Plotseling hoorden we links van ons een snerpend gefluit. Een blauw Volkswagenbusje was intussen het pad opgehobbeld. Nu stond het stil en sprongen er mannen in groene legeruniformen uit. Ze waren gewapend en renden onze kant uit en riepen ons toe dat we moesten blijven staan. Onze groep spatte uiteen en de meesten stoven het pad af, de tegenovergestelde richting uit.
Op dat moment schoten mij de avonturen van het illustere trio te binnen. Hoe zou Bob Evers zich hier uit redden ? Wat voor een oplossing zou Jan Prins in een flits bedenken ? Welke inval zou aan het geniale brein van Arie Roos ontspruiten ? Die laatste zou vast kiezen voor het onverwachtse. En lag het niet voor de hand dat de politiemannen verwachtten dat wij allen als hazen voor hun weg zouden rennen ? De oplossing was dus om tussen de struiken door HUN KANT UIT TE LOPEN en ons daarna muisstil te houden totdat ze ons voorbij waren.
De list was een groot succes. Ons hele groepje werd opgepakt en in het busje het terrein afgevoerd. Maar mijn vriendin en ik bleven achter tussen de struiken en konden onze weg naar het graf van Jirn Morrison vervolgen. Toen we die plek uiteindelijk wisten te bereiken mochten we van de daar opgestelde politie (als beloning voor het slagen van onze list?) een paar minuten bij het graf blijven, alvorens we de plek moesten verlaten.
Een tijd lang werd elke opluchting die volgde na een fantasievolle, onverwachtse oplossing van een benarde situatie, door ons omschreven als "het Bob Evers-gevoel".
© 1996 Hans en Ton Kleppe, Jacoba van Heemskerckstraat 7, 3351 SP Papendrecht
Naar de inhoudsopgave van deze nieuwsbrief Naar de rubriek "de Bob Evers-nieuwsbrief" (algemene informatie) Naar de homepage |