Nieuwsbrief 8  © juli 1996 - 4e jaargang nr. 2 

Onder het Vergrootglas door Joyce & Co.

B.30 volgt op wat ik als laatste trilogie van vintage-Van der Heide beschouw, het avontuur rondom de schilderijensmokkel die uiteindelijk naar de Duitse bunker vol kunstschatten bij Frankfurt leidt. Na deze trilogie is de sjeu uit de serie; ook delen 31 en 32 (Arie Roos wordt geheim agent en het onzinnige vervolg daarop, Cnall-effecten in Casablanca) lopen nergens op uit; de jongens zijn te oud geworden, er is geen vakantiesfeer meer, ze zijn semi-profs geworden, de avonturen zakken af tot het niveau van een derderangs politie-serie.
Onze drie helden zijn uit hun karakters gegroeid! Nu kunnen ze echt geen korte broek meer aan. Daarna krijgen we het onduidelijke deel 33, Een zeegevecht met watervrees, de twee atypische delen waarmee Willem leek de serie te willen hervatten, en dan neemt Peter de Zwaan het over ...
            Veel van de avonturen beginnen met een scene dat de drie jongens thuis ronghangen, of in een hotelkamer (Arie in de raamopening, Bob liggend op bed, strips lezend en met een half oog naar de World Series van het Honkbal aan het kijken, en Jan aan een tafeltje om de rekening op te maken en de kas bij te werken). Meestal volgt dan een telefoonscene met een van de vaders, waarin een nieuwe opdracht wordt gegeven, of, in geval van een vervolgdeel, op behendige wijze een recapitulatie wordt gegeven van de stand van zaken en het voorafgaande avontuur. Meestal is zo'n openingsscène -ik heb het er al eens over gehad dat Willy van der Heide typisch een 'scène-schrijver' is, op zijn best wanneer hij de scene, op filmische wijze, kan uitwerken tot een slapstick, naar het model van de Amerikaanse film, hij schrijft niet op 'topische wijze', door het uitdiepen van een onderwerp en dan op een volgend over te gaan. Meestal duurt zo'n openingsscène enkele bladzijden. Het is functioneel, maar moet niet te lang duren, want de trouwe lezertjes hebben immers het vorige deel al gelezen.
            Maar in deeltje B.30 duurt de scène van het rekening opmaken tot bladzijde 14, wanneer het telefoonbericht komt. Hier is dat niet functioneel want de vorige trilogie is afgerond, en Heibel op Honoloeloe is een op zichzelf staand avontuur.

De drie jeugdige, moderne avonturiers Arie Roos (dik en sproetig), Jan Prins (secuur en zuinig)
en Bob Evers (Amerikaan uit Pittsburgh, Pennsylvanië) hingen die dag tussen twee avonturen in,
Een ervan hadden zij juist achter de rug en daar waren die veertigduizend gulden van over
gebleven. Het volgende stond als het ware om de hoek van de deur te wachten. Dat wisten ze nog niet, maar dat zouden ze vrij snel bemerken.
Volgens mij wist de schrijver zelf ook nog niet wat het moest worden. Hij pakt zó breedvoerig uit met de niet ter zake doende afhandeling van de rekeningen en losse eindjes van de vorige trilogie, dat hij tijd lijkt te rekken. Die gehuurde Ford, waarover Jan een brief aan de verzekering aan het schrijven is, de auto die door Jerry Miller (Fuller) in het kanaal bij Humbeek is geduwd, die zijn we toch allang vergeten ... Waar gaat het héén?
Ik voor mij houd het meest van dit soort 'tussen-scènes waarin de handeling is stilgevallen en de verwach-ting daarom des te groter. Zo'n scène kan mij niet lang genoeg duren.
            Nu is mij, tijdens de recente tweede vergadering van het Bob Evers Genootschap (de eerste was de oprichtingsvergadering), in de herinnering geschoten hoe Willem Waterman, zoals wij hem kenden, eens uitvoerig verteld heeft hoe graag hij een deeltje helemaal zou willen reserveren voor het aan elkaar knopen van de losse eindjes van een vorig avontuur. Het betalen van de hotelrekeningen van hotels waaruit ze plotseling zijn weggelopen, het terugvinden van achtergelaten auto's, het verbinden van de wonden, het wisselen van de valuta's en het verdelen van de winst, de moeizame overgang van het avontuur naar een nieuw schooltrimester (met Bob ver weg in Amerika), het volgen van de eventuele rechtszaken tegen de boeven. Dit alles zou natuurlijk gebeuren in het kader van een persoonlijk contact met Willy van der Heide, aan wie ze alles, achteraf, uitgebreid vertellen zodat hij de avonturen te boek kan stellen. Een fantastisch idee, zo'n "tussendeeltje" om de rekening op te maken. En dát had natuurlijk B.30 moeten worden. Willem was, nu de echte Bob Evers-avonturen zo'n beetje afgelopen en uitgeschreven waren, van plan een slotdeel te schrijven, met een soort algemene terugblik.
            Waarschijnlijk vond de uitgever het niet zo'n best idee. De serie moest immers vóórt. De jongens moesten, zoals wij allemaal wensen, eeuwig jong blijven. Maar dat kan nou eenmaal niet. Er begon iets te wringen. Vandaar de onduidelijke semi-prof status in het vervolg.
            Helaas kwam er toch heibel van, op Honoloeloe.

© 1996 Hans en Ton Kleppe, Jacoba van Heemskerckstraat 7, 3351 SP Papendrecht

Naar de inhoudsopgave van deze nieuwsbrief
Naar de rubriek "de Bob Evers-nieuwsbrief" (algemene informatie)
Naar de homepage