Nieuwsbrief 10 | © | juli 1997 - 5e jaargang nr. 2 |
De verbijsterende Encyclopaedia Apriana
Ik had hem al een tijdje in huis, maar door allerlei drukte
(werken en zo) was ik er nog niet toe gekomen om de Encyclopaedia Apriana
van Roger Schenk eens goed te bekijken. Een paar weken geleden begon ik
er op een avond om negen uur aan en om half twee vroeg mijn vrouw of ik
die nacht nog in bed dacht te komen. Gegrepen was ik, zeker, maar ook verbijsterd.
Wie zo'n boek over de Bob Evers-serie maakt, moet wel geschift zijn.
Ik kende natuurlijk de werkjes van John Beringen. Het
eerste, Het verschijnsel Bob Evers, had ik in de ontstaansfase nog eens
becommentarieerd. Veel opmerkingen over de nogal gekunstelde analyses,
herinner ik me. En over het oubollige taalgebruik, want Beringen is natuurlijk
allesbehalve een stilistisch wonder. Maar alleen al het personen- en zakenregister
dat achterin staat maakt Het verschijnsel tot een nuttige uitgave. (Het
feit dat mijn naam in het register voorkomt stemde mij natuurlijk ook mild.)
Beringen's tweede boekje, Het Bob Evers virus, stelt niet veel voor. Veel
gebabbel over hoe hij Het verschijnsel schreef, enkele teksten van de Bob
Evers-bijeenkomst in Apeldoorn die we al kenden en een hoop korte varia
(waaronder natuurlijk ook best weer enkele aardige wetenswaardigheden).
Het derde boekje, Twee jongens en een Bob Evers-serie, bevat maar weinig
woorden van Beringen zelf: het is voor het grootste deel een alternatieve
tekst van de laatste tachtig pagina's van Kloppartijen in een koelhuis,
geschreven door Hans Waser en Ralph Jas.
Vergeleken met Schenk is wat Beringen heeft gedaan kleuterwerk.
Schenk's boekwerk van 860 pagina's bevat ook een personenregister, maar
dan een van een uitputtend soort. Ter vergelijking: het register van Beringen
noemt 418 namen uit de delen 1 t/m 37; Schenk komt tot 1351 voor de delen
1 t/m 42. Een voorbeeldje. Het kamermeisje Cypressa komt welgeteld één
keer in de hele serie voor, en dan wordt ze alleen maar in één
zin door iemand genoemd. Bij Schenk vind je dus waar. Van alle personen
geeft hij aan waar ze in de serie voorkomen, of ze daar aan de handeling
deelnemen of alleen worden omschreven, of ze verderop in het boek nog actief
zijn, en nog meer. Elke situatie heeft een eigen code. Het resultaat: honderden
pagina's vol cijfers, sommige vet, andere onderstreept, weer andere vet
én onderstreept. Om gek van te worden dus.
Maar dat was voor Schenk nog niet genoeg. Hij heeft ook
nog eens uitgezocht waar in de boeken auto's, brommers, dieren, films,
goden, horecagelegenheden, literatuur, merken, muziek, schepen, sporten,
vliegtuigen en wapens voorkomen. Hij tekende plattegronden van alle locaties
waar zich Bob Evers-gebeurtenissen afspelen. Hij inventariseerde alle scheid-
en spotnamen en als pièce de résistance maakte hij een lijst
van errata van alle delen: honderden taal- en spelfouten en kleine en grote
denk- en compositiefouten. Hier heb ik overigens (net als bij Beringen)
een principieel bezwaar: Schenk gaat uit van de pocketedities en niet van
de gebonden uitgaven. Dan laat je heel wat moois liggen! Naar mijn idee
moet je juist de oorspronkelijke tekst als uitgangspunt nemen en nagaan
in hoeverre daar in de loop der tijd veranderingen in zijn aangebracht
en waarom dat is gebeurd. In een eerdere Bob Evers Nieuwsbrief heb ik dat
eens in grote trekken gedaan voor de drie delen over de jacht op het Grimbos-goud
en de uitkomst was bepaald boeiend.
Ondanks zijn gekkenwerk lijkt Schenk me toch wel een
liefhebber van de serie. In zijn voorwoord geeft hij tenminste feilloos
aan waarom de echte Bob Evers (de delen 1 t/m 35) zo adembenemend is: er
worden allerlei verwikkelingen beschreven die niet (helemaal) kloppen,
zodat je zelf aan de slag kunt in een schier oneindige ontdekkingsreis.
De Zwaan heeft (bij al z'n verdiensten) in de vervolgde-len tegen dit basisprincipe
gezondigd.
Wat Schenk met zijn Sisyphus-arbeid bewijst wisten we
natuurlijk al: je kunt op verschillende manieren Bob Evers-fanaat zijn.
Ikzelf moet er niet aan denken om al dat priegelige uitzoekwerk te doen.
Voor mij is Bob Evers in de eerste plaats een onuitwisbare herinnering
aan de jaren vijftig, toen je als opgroeiend jongetje leerde dat in deze
wereld alles geregeld was en voor eens en altijd vaststond. Maar Arie,
Bob en Jan bewezen met hun avonturen dat je maling kon hebben aan die grote
mensenwereld met al z'n rare conventies en stilzwijgende afspraken. Dat
gaf me toen een heerlijk opwindend gevoel - en dat doet het nog steeds.
© 1997 Hans en Ton Kleppe,
Jacoba van Heemskerckstraat 7, 3351 SP Papendrecht
Naar de inhoudsopgave van deze nieuwsbrief Naar de rubriek "de Bob Evers-nieuwsbrief" (algemene informatie) Naar de homepage |