Nieuwsbrief 18 | © | juli 2001 - 9e jaargang nr. 2 |
Ik zou even moeten tellen voor het precieze aantal, maar ik schat dat
ik sinds 1979 zo'n twintig keer in Amerika ben geweest. Verblijven varierend
van een maand tot vier dagen, driekwart voor pleasure, eenkwart voor business.
Het laatst was ik er in maart van dit jaar. Ik wil maar zeggen: als het
over Uncle Sam gaat durf ik wel mee te praten.
Door mijn bezoeken van de afgelopen ruim twintig jaar ben ik de boeken
die geheel of gedeeltelijk in Amerika spelen (van de eerste 32, waartoe
ik me in deze column altijd beperk, zijn dat er acht) natuurlijk anders
gaan lezen. Veel van wat Van der Heide daar ten tonele voert heb ik in
de praktijk kunnen toetsen - met steeds die beperking dat hij het schreef
zo'n vijfentwintig jaar voordat ik mijn eerste voet op Amerikaanse bodem
zette. Maar als iemand me vraagt of hij Amerika en de hebbelijkheden en
onhebbelijkheden van de gemiddelde Amerikaan levensecht weergeeft, zeg
ik: dat doet hij zeker. Met daarbij natuurlijk wel enkele marginal notes.
Neem het begin van Hoog spel in Hong Kong. Dat speelt zich af
in het huis van pa Evers'in Pittsburgh (waar ik overigens nooit geweest
ben). Van der Heide beseft dat hij in zijn beschrijving van dat optrekje
ruim afstand moet nemen van de gemiddelde Nederlandse villa. Dat doet hij
dan ook, maar daarbij vergaloppeert hij zich op een vermakelijke manier.
Hij schrijft over kelders die groot genoeg zijn om er met scooters wedstrijden
in te houden. Ik zie het voor me, maar niet heus. En als hij het over het
aantal badkamers heeft maakt hij het nog bonter: er zijn er zoveel dat
drie ervan in dezelfde kleur zijn geschilderd omdat de architect niet genoeg
kleuren had kunnen bedenken. Ik ben in Amerika in heel wat in mijn ogen
verschrikkelijk grote huizen geweest, maar meer dan vier badkamers heb
ik nooit aangetroffen - kleuren genoeg dus.
Aan het begin van Lotgevallen rond een locomotief laat Van der
Heide zien dat hij toch ook een realistisch oog heeft voor de eigenaardigheden
van Amerikanen. Hij beschrijft daar hun preoccupaties met eten en drinken
en hygiëne. 'Amerikanen zijn overtuigd dat zij aan de rand van het
graf wankelen als zij water moeten drinken dat warmer is dan vier graden
Celsius, een tandenborstel
moeten gebruiken die niet in luchtdicht cellofaan is afgeleverd, of
een keer van tafel opstaan zon der zich helemaal rond te hebben gegeten.'
Die constatering is - ik heb het eindeloos veel malen zelf ervaren - helemaal
waar. Een Amerikaan wordt gek als hij geen voedsel binnen handbereik heeft,
om het even waar hij zich bevindt. Een glas water of cola drinken zonder
een enorme hoe
veelheid ijsblokjes erin ervaart hij als een extreme vorm van zelfkastijding.
Natuurlijk heb ik me wel eens afgevraagd of het waar is dat Van der
Heide - zoals hij zelf op verschillende plaatsen aangeeft - meermalen voor
langere tijd in Amerika is geweest. Vanwaar die twijfel? Simpel: bij Van
der Heide moetje aan alles twijfelen. Laat ik vooropstellen dat ik het
niet noodzakelijk vond dat hij het allemaal uit eigen waarneming wist.
Ik achtte hem heel goed in staat op een realistische en aansprekende manier
over Amerika te schrijven (zijn periodieke overdrijvingen nu even daargelaten)
met alleen kranten, boeken en reisgidsen als bron. Maar na lezing van het
Waterman-verhaal Amerika filmt kreeg ik gerede twijfels. Kun je
zoiets maken zonder er zelf bij geweest te zijn? Ik raadpleegde Johan van
der Ploeg, de historicus die werkt aan een Van den Hout-biografie. Hij
twijfelde ook. Van den Houts zuster Marie-José had in een gesprek
met hem categorisch ontkend dat Willem ooit de oversteek had gemaakt. Hij
was alleen 'een beetje' in Duitsland en België geweest. Aanvankelijk
was Van der Ploeg door dat antwoord niet helemaal overtuigd. Was Van der
Heide niet bij uitstek in staat zijn lezers ongemerkt in de waan van iets
te brengen en ze daar te laten? Dat zou voor zijn Amerika-verblijf net
zo goed kunnen: aanwijzingen genoeg. Maar aan de andere kant: op verschillende
plaatsen in zijn oeuvre waar hij zijn eigen leven beschrijft staan aantoonbare
onjuistheden, dus waarom zou hij hier de waarheid spreken? Aldus Johan
van der Ploeg. Twijfel die een biograaf siert - en hij beloofde het voor
zijn boek allemaal nog precies uit te zoeken.
© 2001 Hans en Ton Kleppe, Jacoba van Heemskerckstraat 7, 3351 SP Papendrecht
Naar de inhoudsopgave van deze nieuwsbrief Naar de rubriek "de Bob Evers-nieuwsbrief" (algemene informatie) Naar de homepage |