Nieuwsbrief 19  © januari 2002 - 10e jaargang nr. 1 

HOE MIJN BROER EEN VROUW (NIET) VERSIERDE
door Marie-José van den Hout

In gedachten nodig ik de sympathieke lezer van deze Nieuwsbrief uit even aan mijn hand mee te reizen naar het Hoge Noorden, waar tegenwoordig veel van de mensen wonen, die ik leuk vind. Ik kan het ook niet helpen.
Het moge duidelijk zijn: Overal waar ik kwam, werd ik allerhartelijkst ontvangen.
Zo zat ik op een zonnige middag in juni, samen met Johan, de toekomstige biograaf van mijn broertje (hij heeft er, naar eigen zeggen, tien jaar van zijn leven voor uitgetrokken, ik hoop dat ik DAT nog mag meemaken!) samen met Johan dus, in het huis van een van mijn broertjes goede vrienden, Henk en zijn charmante vrouw Jeanine. Na het uiterst geslaagde diner (Jeanine had zowat de hele middag in de keuken gestaan, ook dat mag wel eens worden vermeld) zaten we nog wat na te tafelen. Henk en Johan bekeken fotoboeken, wisselden van gedachten over de eindigheid van het heelal, toen Jeanine me voorstelde mij de rest van het huis te laten zien.
'Daar sliep Willem vaak', wees ze op een bedje, ergens in een tweede huis, verscholen in de tuin. 'Hij kwam op de gekste mommen aanzetten. Soms vond ik 'm dan 's ochtends vroeg, zijn lange benen bungelend over de rand van het bed, z'n schoenen nog aan'.
'Hoe heb je hem eigenlijk leren kennen?' vroeg ik bijna automatisch. 'Ik bedoel, kende je hem al voordat hij met Henk bevriend was?'
We stonden in een vertrek met overal kasten, grote en kleine, allemaal voorzien van laden.
'Nou dat is op zich best wel 'n grappig verhaal', antwoordde Jeanine, 'n beetje aarzelend, 'maar goed, aan jou is zoiets wel besteed'.
Even pauzeerde ze, alsof ze wachtte op een aanmoediging. Langzaam trok ze 'n lade open, teneinde me haar verzameling sieraden te tonen, waaronder veel oude en zelfs antieke exemplaren.
'Ga nou eerst 's door met je verhaal over Willem', wierp ik tegen, ongeduldig, maar ook nieuwsgierig gemaakt, 'kom, we gaan even in een van je schattige stoeltjes zitten'.
'Nou goed dan. In die tijd werkte ik bij een grote zaak in Amsterdam. Op 'n goeie dag werd ik opeens door jouw broer op mijn werk opgebeld. Hoe hij erachter was gekomen waar ik werkte mag Joost weten, in ieder geval tetterde hij m'n naam zo luidruchtig en zo onophoudelijk door de telefoon dat ik me op een gegeven moment geen raad meer wist. Er was geen zinnig woord tussen te krijgen. Dus wat deed ik?'
'Je ging naar hem toe', raadde ik.
'Juist ja' grinnikte Jeanine, 'dus zo gauw ik kon, liet ik mijn werk mijn werk, en ging naar de kroeg waar hij zogenaamd heel zielig en moederziel alleen op me zat te wachten. lk dacht op deze manier verdere escalatie te voorkomen en ja hoor, buiten voor de deur van de kroeg, stond meneer inderdaad op me te wachten.
'Jeani-i-i-ne!' brulde hij voor de vijfhonderdste keer, zodra hij me gewaar werd, 'dat ik dit mag meemaken! Dat je naar mij toekomt, een eenzame vent, een armzalige drommel, een zwerver die door iedereen in de steek gelaten is'.
'Hou toch op met je geraas, zei ik nog', ging Jeanine verder, 'ik ben er nu toch! Ik duwde de deur van het café open', vervolgde Jeanine, 'en kon m'n ogen nauwelijks geloven. Alles binnen was één bloemenzee. Bossen rode rozen, met ernaast allerlei andere bloemen en planten, alles door elkaar heen, met op de bar en op alle tafeltjes uitbundige waaiers. Het geheel was zó veelkleurig dat ik een o! van bewondering natuurlijk niet kon onderdrukken. Een feestelijk gezicht was het echter wel, maar ik vergeet ook nooit dat grijnzende gezicht van die caféhouder achter de tap. Willem had het hele bloemenstalletje van even verderop, opgekocht'.
'Om te gillen', zei ik nog. 'Günther Sachs heeft ook 's iets dergelijks gedaan met Brigitte Bardot, hij dropte hele bossen rode rozen in de Middellandse Zee uit z'n vliegtuigje'.
'Echt waar?' vroeg Jeanine, stond op, en trok een andere lade open.
'Moet je dit prachtexemplaar zien'.
Ik liet het kleinood door mijn vingers glijden. 'We moesten en zouden natuurlijk nog een afzakkertje nemen in die kroeg', vervolgde Jeanine, 'maar van één werden het er twee, en vervolgens nog een, en toen nog een, enfin het hield niet op.
Tot ik er op 'n gegeven moment schoon genoeg van had en hem meetroonde naar mijn appartement. Al brallend en tierend ging-ie uiteindelijk mee, waar het draaien van plaatjes met wat jazzmuziek 'n bijzonder kalmerende uitwerking op hem had'.
'Mooi zo' zei ik, denkend dat het verhaal hiermee ten einde was.
'Op een gegeven moment zei ik tegen Willem, nu ga ik naar bed, want morgenochtend moet ik vroeg op'.
'Veel onduidelijk gebrom en gemopper was hierop het antwoord. Maar goed, ik was in een royale bui geraakt, en zei, je kunt hier blijven pitten, maar dan wel op de canapé graag'.
Hier laste ze een korte stilte in.
'Wie schetst echter mijn verbazing', vervolgde ze, 'toen ik hem, na 'n lange poos, toch naast mij in bed voelde kruipen'.
'Vind je dat gek eigenlijk?' kon ik niet nalaten te vragen.
'Nee, niet echt natuurlijk, maar ergens ook weer wel. Hij gedroeg zich zo als een volmaakte gentleman dat ik dat toch niet verwacht had. Ik trapte hem dus zeer onelegant het bed uit, waarop hij vloekend en tierend de salon weer binnen strompelde. Op 'n gegeven moment werd het echter zó doodstil daarbinnen, dat ik nieuwsgierig geworden, even m'n hoofd om de deur gestoken heb. En raad eens waar die broer van jou mee bezig was??'
Een prachtjuweel in een lade terugleggend, maakte ik een gebaar van vragende hulpeloosheid.
'Geen idee'.
'Daar zat Willem, ging Jeanine half lachend verder, 'ja, nu kan ik erom lachen', vervolgde ze, 'daar zat Willem op mijn canapé met op zijn knieëri een open geslagen adressenboekje en weet je wat hij aan het doen was??? Hij was bezig alle daarin voorkomende telefoonnummers systematisch op te bellen om daarna in de hoorn te brallen dat ik, Jeanine, hem niet most en dat er een groot verdriet in hem gevaren was. Kun je je voorstellen? Midden in de nacht?? Bij mensen die mij niet eens kenden??'
Later op de avond en eenmaal terug in de auto, vertelde ik dat verhaal aan Johan.
'Voor de grap zeg ik weleens tegen mensen dat half Nederland mijn officieuze schoonzusje is', voegde ik eraan toe, 'maar dat rectificeer ik bij deze:
De helft van Nederland. Minus één'.
Want een biograaf moet zich wél aan de feiten houden, toch?

© 2002 Hans en Ton Kleppe, Jacoba van Heemskerckstraat 7, 3351 SP Papendrecht
 

Naar de inhoudsopgave van deze nieuwsbrief
Naar de rubriek "de Bob Evers-nieuwsbrief" (algemene informatie)
Naar de homepage