Nieuwsbrief 23 | © | juli 2003 - 11e jaargang nr. 2 |
Natuurlijk. Ondanks mijn leeftijd ben ik nog steeds een meisje. Na twee gestrande huwelijken en jarenlang geploeter in de marge van het leven en die van de journalistiek - in die volgorde - ben ook ik er eens voor gaan zitten. Eindelijk was ik aan wat zelfreflexie toe en ik had het idee opgevat dat Proust me tot grote steun zou kunnen zijn. Aan de hand van deze originele auteur maakte ik kennis met de meest uiteenlopende personages en wentelde me behaaglijk in zinnen (plus bijzinnen die soms wel 25 regels lang over het papier kronkelden), met mijn gedachten al weer op de Place de la Concorde en de komma nog á la République. Waar een kopje thee en een erin gedrenkt koekje al niet toe kunnen leiden! Een heel leven dat uit de vergetelheid opnieuw te voorschijn getoverd wordt. Want wat is schrijven anders als toveren … Ik begreep Proust als nooit tevoren, maar de zon brak door en het werd zomer. Met mijn aardappelschilmesje sneed ik, na de piepers, Frankrijk weg uit mijn systeem en schuimde op mijn rode fietsje net zo lang de mooie Laan van Meerdervoort af tot ik de drie Wanda Moens boeken op de kop getikt had die mijn broer onder pseudoniem geschreven had, ooit. Ik legde Proust terzijde, repareerde een gammel keukenkastje, en ging naar de kapper. Voorts zette ik mijn eigen kopje thee en begon aan de drie meisjesboeken. Toegegeven: Ik heb de boeken niet in de juiste volgorde gelezen. Maar het voerde me wel terug naar de onbevangenheid van de jaren vijftig, en mijn eigen tienerjaren. De ruzies tussen mijn broertje en mij! Ik moest en zou van hem die meisjesboeken schrijven, terwijl hij de Bob Evers-serie zou voortzetten. Even voor de aandachtige lezer: het is er nooit van gekomen! Het is in de literatuur niet ongebruikelijk dat een vrouw zich van een mannelijk pseudoniem bedient - zie George Sand, George Eliot en bij ons Andreas Burnier; het omgekeerde, een auteur die onder een vrouwelijke naam publiceert, is veel ongewoner. Des te leuker vond ik het dan ook toen ik het verhaal hoorde van een van mijn broers meest geslaagde grappen: de drie meisjesboeken die hij onder het pseudoniem Sylvia Sillevis publiceerde. Ikzelf zat toen allang hoog en droog in het buitenland en heb er dus pas jaren later om kunnen lachen. Want een mop blijft het wel! 'Eindelijk is er in Nederland een vrouw opgestaan die de psyche van de hedendaagse teenager doorgrondt!' jubelden destijds diverse damesbladen. Een lange, kale vent, met een martiale snor!! Tegenwoordig kan een computer, middels een foto op het scherm, iemand er stapsgewijs tien, twintig jaar ouder laten uitzien. Bij mij vond, o wonder, een tegenovergesteld proces plaats. Bij elk hoofdstuk dat ik las voelde ik me steeds tien jaar jonger worden. Wie heeft het nog over melkzuurinspuitingen, oogledencorrecties, siliconenborsten, faceliften en andere opgespoten ongein als je op die manier gratis en voor niks opnieuw In je eigen jeugd kunt rondbanjeren? Ik proefde, snoof, het parfum ervan, genoot dit keer driedimensionaal
en met volle teugen van de soms best wel heftige woordenwisselingen met
mijn broertje, zag ons opnieuw aan de bar hangen bij Tocci's Milkbar aan
de Hofcingel, wij beiden gehuld in veelal felgekleurde blazers met T-shirts
die we via via op de kop getikt hadden, een volgzame schare bewonderaars
om ons heen.
Natuurlijk is het altijd grappig dingen van vroeger terug te lezen: Pops onbevreesde groene ogen - haar welhaast overdreven aandoende zelfverzekerdheid - haar fraaie, linnen rok met doorknoopsluiting (een dure, die ik in het Noordeinde aangeschaft had en me bijkans een heel maandsalaris gekost had) - en zo kan ik nog wel een poosje doorgaan. Pop bestond, zo ook de andere meisjes. Ook de klassieke eenheid van tijd, plaats en handeling, waar mijn broertje zich in die meisjesboeken zo keurig aan gehouden heeft, is tekenend voor zijn vakmanschap. En dan de dialogen, die nooit saai of voor de hand liggend zijn. Ze zijn gevat en doen toch natuurlijk aan, aangepast aan de neergezette personages. Willem hechtte trouwens toch veel waarde aan dialogen. Zo lazen we elkaar hardop hele stukken voor uit Henry Greens Loving en Living, beide boeken grotendeels in dialoogvorm geschreven. Ook in het dagelijkse leven probeerde hij hierin te oefenen. Onze samenspraak bevatte nimmer een te voor de hand liggende opmerking, 'gespeend van elke originaliteit', zoals hij het noemde. Dag Wanda, Thea en Pop, Dag Julia en Hetty, Dag Erica, Betty, Nelly en Miep. Dag Mrs Mooyman. Dag Reinier, Pim en andere vrienden aan wie hij zijn inspiratie ontleende.. Het was me een waar genoegen opnieuw in jullie gezelschap te vertoeven, want ik heb alle drie de boeken nu wèl gelezen. Uiteindelijk werd het een zomer vol zon, sproeten plus een verjongingskuur.
Wat wil een vrouw nog meer? Want ondanks alle bewondering die ik voor de
auteur van A la recherche du temps perdu koester: ik ben een Zondagskind,
dat lachen echt heerlijk vind. En dat doe ik nou weer niet bij Proust.
© 2003 Marie-José van den Hout, oktober 2002
|
Naar de volgende pagina van deze Nieuwsbrief Naar de inhoudsopgave van deze Nieuwsbrief Naar het overzicht van alle nieuwsbrieven Naar de index op de Nieuwsbrief Naar het site-overzicht |