reacties en suggesties: e-mail naar simon kuipers |
Publicatie op deze pagina vindt plaats met toestemming van de auteur |
Behandel de fietsen met zachtheid!
Veertien jaar was ik toen de pipert de pijp uitging. Ik kwam fors in de problemen, en in opstand tegen de stief, die ik echt geen liefdevol hart toedroeg. Het beeld staat me nog voor ogen: In de grote salon hing een levensgroot portret van mijn eigen moeder. De stiefmoeder heeft het gepresteerd het voor mijn ogen te vernietigen! Ik neem aan dat mijn aversie, of haat, voor haar zich die dag in mijn binnenste geworteld heeft. De dag waarop mijn vader overleed heb ik geen traan gelaten. Huilen kon ik niet. De begrafenis, de uitgebreide koffietafel, alle genodigden plus een geduldig wachtende mededinger naar de hand van de stiefmoeder, ik vond het allemaal maar poppenkast. Kort daarna liep ik voor de eerste keer van huis weg, naar Den Haag, naar mijn broer. Dit heeft zich verscheidene malen herhaald. Ik deed net alsof ik naar school ging, stopte een jurkje in m’n schooltas en wat ander kleinood en rende naar het station in ’s-Hertogenbosch.
Mijn eerste kennismaking met Den Haag was het aanzicht van het prachtige Bezuidenhout, badend in het zonlicht. Naderhand heb ik deze ervaring nog een paar keer willen herbeleven. Die mooie, lange Laan van Nieuw Oost Indië, het gezellige Overbosch, die brede straten. Wat maakt dat een wijk zo sfeervol is? Zo intiem aandoet en tegelijkertijd zoveel allure heeft. Zulke ruime huizen bezit en nog een warme uitstraling heeft ook..
Na mijn drie vluchtpogingen uit het ouderlijk huis werd ik door de Voogdijraad in de kraag gegrepen en ondergebracht bij een tante in Voorburg. Na de oorlog vond ik een baan bij een ministerie in Den Haag, at tweemaal per dag warm en kleedde me eenvoudig, maar duur. Mijn aanbidders waren niet meer op de vingers van een hand te tellen, maar degenen aan wie ik toegaf wel. Na het ministerie solliciteerde ik bij de ANWB, waar voor de Jeugdkampioen een redactieassistente gevraagd werd. Ik werd ontvangen door Johan Veeninga, later is hij redacteur bij het weekblad De Groene geworden. Hij had een prachtig hoog voorhoofd en razend intelligente, blauwe ogen.
Voor mij werd dit het begin van een leuke periode. Buiten mijn dagelijkse werk voor de Jeugdkampioen beoordeelde ik manuscripten die Veeninga ter inzage werden gegeven, moedigde ik jong talent aan, organiseerde ik voor de jeugd puzzeltochten door het hele land en nam ik de drie prijswinnars hiervan mee in een Piper Cub, sportvliegtuigje van de ANWB en de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor de Luchtvaart, een vliegtochtje maken boven Nederland. Ook schreef ik stukjes in de Jeugdkampioen, een dezer dagen vond ik zelfs een exemplaar terug, daterend uit Juli 1948 en waarvan ik kennelijk ook het redactionele gedeelte voor mijn rekening genomen had..
Op een dag overhandigde Veeninga me heel plechtstatig een gedicht van zijn hand, dat hij de avond ervoor geschreven had en dat hij mij lachend voordroeg:
Ik werd er behoorlijk triest van, want ik kon niet altijd even goed tegen zijn bijtende ironie. Toch werden we vrienden. * Voor wie interesse heeft in het hele gedicht, kan dit opvragen bij de schrijfster van dit verhaal.
|