home  -  tijd in BEeld  -  bibliografie  -  werken  -  feuilleton  -  nieuwsbrief  -  de media  -  zeijlstra  -  zeerust  -  diversen

laatste wijziging van deze pagina 17/12/2014
reacties en suggesties: e-mail naar simon kuipers  
Terug naar de
vorige pagina

"Lawaai in Luxemburg" 
door René Verhulst

Schermutselingen bij de Maginot-linie
 

Het was ruim na negen uur toen Bob met zijn chauffeurs Bitche weer binnenreed. Het laatste stuk had Haakneus voorzichtig gereden. Bob zat te wachten op het moment dat de lekkende radiator zou gaan sissen, maar dat was niet gebeurd. Ondertussen vroeg hij zich af, hoe het Arie en Jan zou zijn vergaan. Hij wilde zo snel mogelijk terug naar Simserhof. 
De broers reden door het dorp. Bob herkende de lange straat waaraan Du Commerce lag. Bij het parkeerterrein voor het hotel stopten ze. Dat terrein stond vol met auto's. Het hotel was verlicht en muziek klonk naar buiten. 
Voor het hotel stond een politieauto. Wat was daar gaande? De Haakneus zette de auto aan de kant en wenkte Bob om uit te stappen. Ze liepen naar het hotel. Er leek een soort van dorpsfeest aan de gang. Ze stapten naar binnen en Bob zag dat in het restaurantgedeelte mensen aan lange tafels zaten te eten en te drinken. Grote vaten wijn stonden naast de tafels. Uit de vaten werd wijn getapt. De Fransen, ook kinderen, dronken het op alsof het water was.
Twee politieagenten waren in de bar in gesprek. De broers liepen er naar toe, met Bob tussen hen in. De mensen die langs de bar stonden namen hem belangstellend op. Bob voelde dat hij hier als een soort jachttrofee aan de verzamelde dorpelingen getoond zou gaan worden. De Baard sprak de agenten aan, die zich met tegenzin losmaakten van de bar en Bob aankeken. Bob besloot zich voor te doen als kampeerder, die in het bos op zoek was geweest naar hout voor een kampvuurtje. Maar hoe kon hij dat duidelijk maken? 
Plots zag hij tussen de mensen Masters staan. Masters sloot even zijn ogen als wilde hij duidelijk maken dat het wel in orde kwam. Bob begreep dat hij niets over hun jacht op Breitstein moest vertellen. Een van de agenten strekte zich boven de mensen en riep iets. Hij vroeg of er iemand Engels sprak. Achterin werd teruggeroepen. De mensen gingen opzij en Bob zag een kleine blonde vrouw naar voren komen. 
Hij keek weer naar Masters, die kort knikte. Het was zijn vrouw, die zich opwierp als tolk. Ze sprak op charmante toon de agenten in vloeiend Frans aan. Vervolgens vroegen de agenten vriendelijk glimlachend wat aan haar. Ze wendde zich tot Bob en sprak snel in het Engels. 
'Je weet, wie ik ben,' en ze ging verder zonder Bobs reactie af te wachten. 'Ze denken dat je een stroper bent die de strikken van die twee heeft leeggehaald. En zo zie je er ook wel uit natuurlijk.' 
Bob zag er inderdaad uit als een landloper. Gescheurde kleren, zwarte handen, een bloedige schram op zijn gezicht en een vreselijke stank verspreidend. Resten konijn kleefden aan zijn broekspijpen en schoenen. Hij draaide snel zijn ingestudeerde kampeerverhaal af. 
'Ze kunnen niets bewijzen. Ik liep gewoon in het bos. Ik heb niets gepakt of zo. Die beide figuren' en hij wees naar de broers, die nieuwsgierig luisterden, 'sprongen ineens boven op me!' 
Mevrouw Masters glimlachte allerliefst en draaide zich om naar de agenten. Ze vertelde hen een lang verhaal, ondertussen ook de broers vriendelijk aankijkend. Daarop zeiden de agenten weer iets en ook de Baard deed een duit in het zakje.Zij leken Bob nu wat milder gestemd. Iemand reikte mevrouw Masters een glas wijn aan, wat zij beleefd in ontvangst nam. 
'Ik heb verteld dat je vanmiddag pas bent aangekomen. De strikken van die heren worden al enkele weken lang leeggehaald. Ze snappen nu dat jij dat niet gedaan kan hebben. De politie zegt dat je op verboden terrein was. Bovendien je mag niet zomaar in het bos kamperen en vuurtje stoken is al helemaal streng verboden. Ik heb namens jou excuses aangeboden.' 
Bob knikte deemoedig in de richting van de agenten en de broers en haalde zijn schouders op. Haakneus stapte naar voren en kletste hem op de schouders. Hij wenkte de barman om een glas wijn, wat Bob vervolgens van hem in zijn hand gedrukt kreeg. Bob begreep dat de vrede was gesloten. Rondom werden glazen geheven en men verloor de belangstelling voor Bob. 
Dit kwam niet alleen door de stank die hij verspreidde, maar ook door mevrouw Masters. Zij had zich omgedraaid en was in druk gesprek met de agenten en met een aantal andere mannen die dichterbij waren gekomen. In plaats van Bob vormde zij nu de attractie van de avond. 
Bob liep naar Masters, die hem met een hoofdgebaar vroeg naar achter in de bar te gaan. Masters keek niet zo vriendelijk meer. Masters nam plaats aan een tafel waar ook Hank en Ron zaten. Beiden zagen eruit alsof ze een flinke schrobbering hadden gekregen van hun baas. De andere twee FBI agenten, die ze eerder hadden aangetroffen, zag Bob niet meer. 
'Goed je weer te zien, Bob,' begon Masters. Hij haalde zijn neus op. 'Een douche zou je goed doen. Wat stink jij, zeg!' 
Bob werd nijdig. 'Dacht je dat ik voor mijn plezier zo rondloop? Arie, Jan en ik gaan naar Luxemburg voor een eenvoudig klusje en rollen zo in een gangsterfilm, waarbij de goeden ook nog eens niet van de slechten zijn te onderscheiden. Wij helpen jouw collega's en als dank word ik aan een stoel vastgebonden en opgesloten. Daarna sturen ze de Luxemburgse politie op ons dak en hier raak ik ook weer verzeild in een slapstick.' 
Het was nu de beurt van Masters om kribbig te worden. 
'Denk je dat ík dat allemaal leuk vind? Toen Ferguson mij de eerste keer belde om jullie verhaal over mij te controleren, kon ik moeilijk vertellen dat ik hem niet vertrouwde. Vandaar later mijn telefoontje aan Arie in het Alfa in Luxemburg stad. Waar zijn Arie en Jan nu?' 
'Door toeval zijn we weer op het spoor van Breitstein gekomen. Hij zit hier vlakbij, tenminste daar staat de auto waar hij de laatste keer in reed.' 
Masters begon te lachen. 'Zo ken ik jullie weer. Door een toeval op het spoor gekomen. Ik heb hier vier van mijn beste agenten met de handen in het haar zitten en jullie slagen erin om die schurk weer te vinden. Waar is die plek precies?'
Bob gaf aan hoe ze gelopen waren en dat het vermoeden was dat Breitstein en zijn maat in de Maginotlinie bij Simserhof zaten. 
'Dat zou heel goed kunnen,' zei Ron. 'Dit gebied is pas aan het eind van de oorlog door ons bevrijd. Het Amerikaanse leger stond bij de Rijn en toen pas werd deze streek bevrijd. De Duitsers hebben tot op het laatst vanuit hier goudtransporten georganiseerdof dingen kunnen verbergen. Breitstein zal dat wel gehoord hebben toen hij met zijn duistere zaken bezig was.' 
'Het zou zo kunnen zijn,' besloot Masters de discussie. 'Laten we gaan kijken.' 
Hij keek naar de bar, waar zijn vrouw nog steeds stond te praten met een aantal Fransen. Hij wenkte haar, maar ze zag het niet of wilde niet komen. Masters stond op en liep er naar toe. De anderen stonden ook op. 
'Een douche zit er helaas niet in,' zei Bob. 'Dat komt dan later wel.' 
Met wat servetten had hij de ergste rotzooi van zich afgeveegd. Ze liepen naar de uitgang. Masters was in druk gesprek met zijn vrouw. Toen ze buiten waren kwam hij eraan. 'Ze blijft hier, zegt ze.' 
Terwijl ze naar de gereedstaande auto liepen keek Bob naar het gezicht van Masters. Dat stond op onweer. 
Bob vroeg zich af of dat nou alleen kwam doordat zijn vrouw niet meeging. Hij kon zich voorstellen dat Masters zijn vrouw niet in allerlei rauspartijen wilde betrekken. Om iets vriendelijks te zeggen begon Bob. 'Je was snel hier uit Parijs.' 
'Vliegtuig,' zei Masters kort. 'Stond gereed in Parijs en bracht ons snel naar Straatsburg. Daar werden we opgehaald.' 
Hank en Ron zeiden niets en stapten snel in de Ford. Bob ging op de voorbank zitten om de weg te wijzen. Hij gaf aanwijzingen en al gauw reden ze de heuvel buiten het dorp op. Het was langzaam donker aan het worden. 
'Hier opletten,' zei Bob, meer tegen zichzelf. 'Bij een grote boom links. Daar is het.' 
De auto draaide naar links en even later doemde de slagboom op, waar de jongens eerder omheen waren gelopen. Hank sprong achter het stuur vandaan en tilde de slagboom opzij. De auto reed door. 
'Achter deze bocht stoppen,' zei Bob. 'Het is dan nog een stukje lopen. Anders horen ze ons misschien aankomen.' 
Masters gromde verongelijkt. 'Wij zijn niet achterlijk hoor.' 
Hank parkeerde de Ford in de berm en ze stapten uit. Masters pakte een pistool van de achterbank mee. Bob keek er met jaloerse ogen naar. Masters zag het en zei, nu weer wat vriendelijker: 'Ik ken je liefde voor vuurwapens, beste Bobbie, maar in dit land wil ik geen risico's nemen. Het is al heel wat dat wij van de FBI hier mogen rondlopen.'
Bob verborg zijn teleurstelling achter een grimas. 
'Ik loop wel voorop. We lopen langs de kant van de weg, dan is er de minste kans dat we tegen losse keien aantrappen.' Ze gingen het dal in, waar het aardedonker was. Nergens licht en doodstil. Met voorzichtige passen liepen ze naar de open plek, waar Bob de struiken zag waar hij zich met Arie en Jan verstopt had. 
'Daar verderop moet de auto van Breitstein staan.' 
Inderdaad, het zwakke maanlicht glom zacht op de Isar. De stalen deur was gesloten. 
'Arie en Jan zouden hier naar binnengaan,' fluisterde Bob. Hij voelde zich ondanks de aanwezigheid van de FBI agenten niet op zijn gemak. Zijn vrienden waren waarschijnlijk in de Linie en rekenden op hem. Maar hij had de andere ingang niet gevonden. 
Een zaklantaarn flitste even aan. Ron speurde de open plek af. 
'Hier hebben flink wat mensen gelopen. Ik ben geen Indiaan, maar het lijkt me dat er doorgaans weinig mensen hier komen. De grond is flink omgewoeld.' 
In het zand en de stenen waren voetafdrukken te zien, sommige behoorlijk diep, alsof men zich had afgezet of aan het vechten was geweest. 
'Wat ligt hier?' Bob pakte een stukje papier op van de grond. Ron richtte de lantaarn erop. 
Bob begon te lachen. 'Het is het bonnetje van Arie’s inkopen in Luxemburg. Jan had het in zijn zak gestoken. Ik kan je één ding vertellen, dat heeft hij niet zomaar verloren.'
Masters opende voorzichtig de stalen deur. Dat ging tot zijn verbazing vrij makkelijk. Geluidloos ging de deur een stuk open. Hij stak zijn hoofd naar binnen. 
Opeens klonk in de verte, diep in de heuvel een schot, gevolgd door nog meer schoten. 
'Het feest is begonnen,' zei Masters. 'Kom, naar binnen!' 
 

*     * 
   *
Jan keek voorzichtig door de takken naar de naderende Ferguson en Mulder. Goed dat Arie hem gewaarschuwd had. 
Opeens zag hij dat Arie uit zijn schuilplaats opstond en over de open plek naar de ingang van de Linie liep. Hij deed dat op zo'n manier, dat hij de struiken tussen hem en de naderende Ferguson en Mulder hield. Naast de ingang ging hij doodgemoedereerd op een steen zitten, raapte een takje op en begon met het takje voor hem in het zand wat lijnen te trekken. 
Wat deed zijn dikke vriend nou? Jan was stomverbaasd. Arie zat erbij alsof hij zich verveelde en op iemand zat te wachten. Ferguson en Mulder moesten hem zo kunnen zien. En inderdaad, Ferguson en Mulder hielden gelijktijdig halt bij het zien van Arie. 
'Wel, wel,' zei Ferguson als eerste. 'Een gestrande potvis. Jij en je vrienden zijn net als een plaag. Je komt er moeilijk vanaf.' 
Mulder staarde nog steeds naar Arie. Hij dacht dat Arie veilig weggeborgen zat in een politiecel in Luxemburg. En op deze plek had hij Arie zeker niet verwacht. 
Arie stond verheugd op. Hij had een gezicht alsof hij sinds lange tijd een stel oude vrienden weer ontmoette. Hij liep naar de Amerikanen toe. 
'Blijf staan!' zei Ferguson scherp. In zijn hand had hij een pistool en richtte het op Arie. Jan kon alles woordelijk volgen en wist op dit moment niet goed wat hij moest doen. Hij kende Arie en vermoedde dat die iets slims in gedachten had. Maar het was wel een gevaarlijk spel! 
'Zijn jullie er eindelijk?' zei Arie kalm. 'Breitstein had jullie al veel eerder hier verwacht. Hij heeft me gevraagd hier op jullie te wachten en naar hem te brengen.' 
Jan geloofde zijn oren niet. Dit was zeer gewaagd. Arie speculeerde er op dat Breitstein en Ferguson en Mulder al eerder contact hadden gehad. Tegelijkertijd was het een slimme manier om de Linie in te komen. Ferguson en Mulder wisten niet dat Jan Prins ook in de buurt was. 
Ferguson lachte smalend. 'Breitstein heeft jou gevraagd om ons op te wachten? En dat moet ik geloven?' 
Raak, dacht Arie. Hij had moeite om zijn gezicht in de plooi te houden. Het was een gok geweest om dit te zeggen. Uit de reactie van Ferguson bleek dat deze lang niet zeker was van zijn zaak. Anders had Arie dat pistool nu al onder zijn neus gehad en was er weinig meer te praten geweest. 
Arie’s vermoeden was dat Ferguson en Mulder een gemene zaak hadden gemaakt met Breitstein. In het café in Ettelbruck, waar de jongens toevallig verzeild raakten, waren ze daar over bezig geweest. Dat werd onderbroken door de komst van de twee FBI agenten. In hun jacht op oorlogsmisdadigers en het oprollen van de 'reisorganisatie' waren ze waarschijnlijk op verborgen nazischatten gestuit. Ze hadden de verleiding niet kunnen weerstaan en Breitstein had er graag gebruik van gemaakt. Arie sloot zelfs niet uit dat Breitstein een verhaal verzonnen had en straks korte metten met de Amerikanen zou maken. 
'Hoe kom jij hier en waar zijn je vrienden?' vroeg Mulder.
Arie sperde zijn blauwe ogen wijd open. Op deze vraag was hij voorbereid. 
'Jij hebt er in Luxemburg voor gezorgd dat wij door de politie opgepakt werden.' Opzettelijk deed hij alsof hij onder de indruk was van het optreden van Mulder. 'De politie heeft ons en de FBI doorgezaagd over de reden van onze aanwezigheid. Ik heb het verhaal van Bierkoop verteld, dat jullie ook kennen.' 
'En de FBI agenten?' ,vroeg Ferguson. Zijn ogen vernauwden zich en hij bleef zijn wapen op Arie gericht houden. 
Arie gaf snel antwoord. 'Zij werden apart van ons verhoord. Ik heb agenten horen zeggen dat ze niets wilden loslaten alvorens ze met hun baas gesproken hadden. Masters dus, maar die zit in Amerika,' besloot Arie. 
'Masters dus,' herhaalde Ferguson. 'En die ken jij?' 
'Inderdaad, ' antwoordde Arie rustig. 'En Breitstein ken ik ook. Langer dan Masters zelfs. Ik vind het geen fris heerschap, maar toen Jan bij de ruïne in Bourscheid een gesprek afluisterde, waarin Breitstein vertelde dat hier in Simserhof nog wat te halen viel, waren wij ook geïnteresseerd. We kunnen wel wat geld gebruiken. Bob en Jan zijn met hulp van de politie in Luxemburg bezig om Bierkoop te achterhalen. Ik ben hierheen gegaan en trof twee uur geleden Breitstein aan. Kijk, daar staat zijn auto.' 
Hij wees naar de Isar. 'Hij is binnen om spullen gereed te zetten en vroeg me op jullie te wachten.' 
Jan had alles gehoord en vroeg zich af, of Arie niet te ver was gegaan. Maar Arie had de juiste snaar geraakt. 
Ferguson en Mulder waren zelf ook gezwicht voor de gedachte aan geld en konden zich voorstellen dat Arie door de knieën was gegaan. Ferguson dacht even na. Het kwam Arie voor dat hij Mulder al overtuigd had. 
'Ga jij dan Breitstein maar halen,' zei Ferguson. 'Wij wachten hier wel.' 
Ai, dat was een misrekening. Arie had gehoopt dat ze met zijn drieën naar binnen zouden gaan. Hij had Jan dan als verrassing achter zich gehad. Nu kwam hij tussen twee vuren te zitten, Breitstein en zijn maat ergens in de Linie en deze twee buiten. Er was echter weinig keus. Ferguson wees met zijn pistool naar de deur. 'Ga nu maar.' 
Arie liep naar de stalen deur. Het was nu aan Jan om straks iets te doen. Daar moest hij maar op vertrouwen. Arie opende de deur. 
'Laat maar open,' snauwde Ferguson. 'Dan kunnen we je terug horen komen.' Arie stapte naar binnen. 
Jan zat zich intussen suf te peinzen. Hij begreep dat Arie niet zomaar de Linie kon binnen wandelen en weer terugkomen. Op een of andere manier moest hij Ferguson en Mulder zien weg te lokken. Had hij nu maar een wapen! Hij keek rond. Zijn oog viel op de Isar van Breitstein. Zou hij die kunnen bereiken zonder dat Ferguson en Mulder hem zagen? 
Die twee liepen al pratend een stukje van hem weg. Vlug schoof Jan achteruit. Ferguson en Mulder hadden de rug naar hem toe. Met een paar voorzichtige passen was Jan bij de auto, zodat ze hem niet meer konden zien. Hij voelde in zijn zakken en vond zijn aansteker. Wanneer hij de auto in brand stak, zouden Ferguson en Mulder zeker komen kijken en kon hij ongemerkt in de Linie komen. Dan moesten Arie en hij eerst maar met Breitstein afrekenen. Jan opende voorzichtig de deur van de auto en pakte zijn aansteker. 
Op het moment dat hij de vlam van de aansteker bij de bekleding van de stoelen hield, klonk er een gesmoorde kreet uit de Linie. Jan zag dat Ferguson en Mulder er snel naar toe liepen. Ferguson stak voorzichtig zijn hoofd en hand met pistool door de open deur en stapte naar binnen. Mulder volgde hem op de voet. 
Dat was Jan zijn kans. Hij sprintte naar de deur en keek om de hoek. Hij zag een grote ruimte waarin een smalspoor onder de deur doorliep. De ruimte was een meter of tien breed en twintig meter diep. Alles werd flauw verlicht door lampen die aan de muur vastgeschroefd zaten. Aan het eind splitste de ruimte zich op in twee gangen van ieder vijf meter breed en vier meter hoog, schatte Jan. Het smalspoor liep in beide gangen door. Het was allemaal groter dan hij zo aan de buitenkant vermoed had. De gangen waren langs de kanten verlicht met dezelfde lampen. Een hele wirwar van buizen liep langs de wanden. De rechtergang boog meteen af. 
In die gang moesten Ferguson en Mulder zijn, want Jan zag ze niet meer. Hij dacht aan Bob. Zou die al ergens binnen zijn? In ieder geval moest duidelijk zijn dat hij en Arie hier binnen waren. Jan voelde in zijn zakken. Hij vond het bonnetje dat Arie hem eerder op de dag had gegeven als bewijs van zijn aankopen voor de lunch, die ze al rijdend hadden verslonden. Jan prentte het bedrag goed in zijn hoofd. Masters moest hem later maar op zijn woord geloven, er waren voldoende getuigen. Hij legde het bonnetje voor de deur en gooide er wat zand over. Dat was een duidelijke aanwijzing. Ook Jan stapte nu naar binnen. Hij sloot de deur achter zich en liep de schemerige grote ruimte door. Het was er kil en muf, maar zijn ogen waren al snel aan het licht gewend. Het moest een geweldig karwei geweest zijn om dit uit te graven en met beton af te storten. 
Jan keek naar boven en zag daar allerlei leidingen en een zware takel lopen. Hij begreep dat dit gedeelte van de Maginotlinie vooral voor transport had gediend en misschien bij de aanleg een rol had gespeeld. Wanneer er zoveel soldaten in verbleven, was er natuurlijk ook van alles noodzakelijk, niet alleen wapens en apparatuur, maar ook voedsel en andere goederen. 
Jan keek om de hoek van de grote ruimte de rechtergang in. Hij kon het eind niet eens zien, zo lang was de gang. Schuin tegenover hem zag hij een kleine zijgang of nis, dat kon hij niet goed zien. Om de ongeveer dertig meter herhaalde zich dat. Hij voelde er weinig voor om zomaar de gang in te gaan. De tegenstanders konden overal zitten en Jan wist hoe schietgraag ze waren. 
'Jan, Jan,' hoorde hij een stem sissen.Jan keek de gang in en zag vanuit de tweede nis Arie om de hoek loeren. Hij wenkte met zijn hand. 
'Schiet op, straks komen ze terug.' 
Jan stak vlug over en langs de wand bereikte hij Arie, die hem snel in de nis trok. Het bleek geen nis te zijn, maar een smallere dwarsgang. De dwarsgang verbreedde halverwege in een ruimte waarop rekken wat spullen lagen. Vanuit die ruimte liep de dwarsgang weer door. 
Arie zag Jan rondkijken. 'Deze dwarsgang komt weer uit in een gang die parallel loopt aan de gang waar je net uitkwam. Er zijn iedere keer dwarsverbindingen. Ferguson en Mulder lopen nu in de parallelgang. Blijf uit het zicht!' 
'Waar kwam die kreet vandaan?' vroeg Jan. 
'Dat was ik, sukkel! Om hen naar binnen te lokken zodat jij er achteraan kon gaan.' 
Jan zag dat Arie iets in zijn hand hield. 'Wat heb je daar?' 
'Een knijpkat, van het rek gepakt daar. Kun je goed mee meppen.' 
Jan liep naar het rek. Er lagen lantaarns en gereedschap. Hij pakte een moersleutel. 
'Ik geef de voorkeur aan deze.' Jan zwaaide losjes met de sleutel. 
'Kom op, eerst Ferguson en Mulder uitschakelen, en dan pakken we Breitstein. Let op, want kogels kunnen hier alle kanten opvliegen.' 
Jan gromde verongelijkt. 'Dat snap ik ook wel. Dat dikke lijf van jou vangt ze wel op voor mij.' 
Arie was voorzichtig doorgelopen en keek de parallelgang in. Jan ging achter hem staan. 'Niets te zien, ze zitten natuurlijk te wachten tot wij wat doen.'
'Een van ons moet hier blijven,' stelde Jan voor. Dit is een immens gangenstelsel. Ik denk dat Breitstein hier wel terugkomt. De auto staat er nog en wil hij hier spullen weghalen dan zal hij de deur gebruiken waardoor wij zijn binnengekomen. We moeten hier niet allebei gaan ronddwalen.' 
'Blijf jij dan maar hier. Ik neem de eerste gang dan ben ik het beste gedekt. Ik loop een eind de gang in en pak dan een dwarsgang naar de parallelgang. Dan hebben we Ferguson en Mulder tussen ons in.' 
'Oké. Ik hou van hieruit de twee gangen en de ingang in de gaten.' 
Arie liep terug en keek de eerste gang in. Jan zag hem om de hoek verdwijnen. Arie liep met zijn rug tegen de wand door tot de volgende dwarsgang. Niets te zien. Dat herhaalde zich een aantal malen tot Arie besloot dat hij nu ver genoeg was en via de volgende dwarsgang naar de parallelgang zou lopen. Hij stapte de dwarsgang in. Het was een zelfde gang als die waar hij Jan net had achtergelaten. Arie keek naar het eind van de dwarsgang, want daar in de parallelgang verwachtte hij het gevaar. De dwarsgang verbreede zich tot een tot een grotere ruimte. Arie stapte die in en voelde een geweldige dreun op zijn hoofd. Zonder een kik te geven zakte hij in elkaar. De knijpkat die hij in zijn handen had kletterde op de vloer. 

Arie kwam snel bij kennis. Hij lag op de betonnen vloer op de plek waar hij was neergeslagen. 
'Opstaan vetzak,' hoorde hij boven zich. 
Arie keek. Een kerel van een jaar of dertig in een kort jack en een zwarte Manchester broek stond naast hem. Hij had een pistool in zijn hand. Met de kolf daarvan had Arie waarschijnlijk de klap op zijn hoofd gehad. Zijn schedel klopte aan alle kanten. Arie voelde achter zijn oor en betastte een buil zo groot als een duivenei. 
'Gelukkig heb je een dikke kop,' zei de man naast hem. Aan zijn accent hoorde Arie dat de man een Belg was. Dit moest de maat van Breitstein zijn. Uit de FBI dossiers in Diekirch, was gebleken dat deze figuur een zware jongen uit Luik was en betrokken was geweest bij gewapende overvallen. 
Arie besloot overeind te krabbelen. Pijnscheuten trokken door zijn nek en hoofd toen hij eenmaal stond. 
'Schiet op!' zei de kerel. 'Die kant op.' 
Ze staken de parallelgang over en kwamen bij een schuifdeur die half open stond. De man duwde Arie naar binnen en ze kwamen in een soort van kantoor. Er stond een bureau en een behandeltafel zoals bij een dokter. 
Arie werd de volgende ruimte ingeduwd. Daar stond een aantal ijzeren bedden. Arie begreep dat dit een lazaret was. In tijd van mobilisatie en oorlog konden hier zieken en gewonden behandeld worden. Hij kreeg weer een duw en via een gang kwamen ze in een grote helverlichte ruimte waarin een aantal apparaten stond. In de hoek was Breitstein bezig om iets in een rugzak te doen. Hij keek op en zag Arie. 
'Ik zat bij de ingang op wacht en hij liep recht in mijn armen, Er zijn nog twee kerels binnen.'
Ha, dacht Arie, hij heeft Jan Prins niet opgemerkt bij de ingang. Breitstein kwam naar hen toegelopen. 
''Koet werk, Patrick. Ga wieder terug naar de werkplatz, iek kom er zo aan.' 
Patrick wierp een schuine blik op de twee volle rugzakken die tegen de wand stonden, stak zijn pistool in de zak van zijn jack en liep weg. Breitstein kwam dichter naar Arie toe. Hij kneep zijn ogen half dicht en loerde Arie aan. 
'Jai bengel, Iek dacht jou al te zien in Luxemburg, maar jetzt weet ik het zeker. Hoe kom jai hier?' 
'Voor de schoolbiologie,' antwoordde Arie zonder blikken of blozen. We doen een project in paddestoelen, schimmels en ander ongedierte. Daarom kijken we in deze kelders, je weet nooit wat je er tegen komt.' 
Arie’s hart klopte in zijn keel. Bluffen had hier geen zin. Breitstein kende Arie en Jan maar al te goed. In de woestijn hadden ze een complete veldslag geleverd en later in Kaapstad waren ze erbij geweest toen de miljonair Anderson, waar de vliegtuigkaping om te doen was geweest, Breitstein eigenhandig in zijn kraag gepakt had. 
'Mach met mai keen grappen, jongen,' zei Breitstein. 
Er klonken schoten. Breitstein pakte een groot automatisch pistool en liep naar de deur. Hij luisterde naar waar de schoten vandaan kwamen en hield onderwijl het pistool op Arie gericht. Het moest wel zo zijn dat zijn maat Patrick op Ferguson en Mulder was gestuit. Arie hoopte maar dat Jan er niet in betrokken was. 
'Blaif hier!' snauwde Breitstein tegen Arie. Hij stapte de deur uit en trok die achter zich dicht. Van de buitenkant werd er een grendel opgeschoven. 
Mooi, dacht Arie. Ik blijf nog even buiten het strijdgewoel. Het gaf hem de gelegenheid om rond te kijken in de ruimte. Het was een grote ruimte, waarin een paar machines stonden. Aan de wanden hingen allerlei schema's. Arie was niet zo technisch als Jan, maar hij begreep dat het stroomschema's waren. Hij was in een soort van centrale beland. Uiteraard moest de stroom van de verlichting in de Linie ergens vandaan komen. 
Arie meende ook te weten dat dit soort verdedigingswerken volledig van de buitenwereld konden worden afgesloten in verband met gifgasaanvallen. Dat zou dan ook wel centraal gebeuren. Er klonken weer enkele schoten, nu wat dichterbij. Arie meende de snelle knallen van het automatisch pistool van Breitstein te herkennen. 
Hij keek verder rond. In het midden van de ruimte lag een draaibank op zijn kant. Arie liep er naar toe. De draaibank was gekanteld rond twee grote bouten. Onder de draaibank gaapte een gat. Arie bukte en zag een ruimte van ongeveer een kubieke meter. Er lag niets in. Was Breitstein bezig geweest hier iets uit te halen?
Aries ogen gingen naar de twee gevulde rugzakken. De deur werd plotseling ontgrendeld en Breitstein stormde naar binnen. Zijn gezicht was grauw en hij keek Arie verwilderd aan. 'Meekomen, snel! Pak dieze rugzak.' 
Breitstein pakte een van de rugzakken en gaf die aan Arie. Arie schouderde het loodzware ding. Zijn hoofd en nek begonnen direct weer pijn te doen van de klap die hij had gekregen. Breitstein had de andere zak al op zijn rug gehesen en wees met zijn pistool naar de deur. Arie liep vooruit. Ze liepen door het lazaret en bij de schuifdeur waar Arie eerder was binnengekomen duwde Breitstein hem opzij en keek de gang in. 
Blijkbaar was de kust veilig, want Breitstein trok Arie mee. Arie was bijna de kluts kwijt, maar hij zag dat ze in de parallelgang liepen. Met de zware rugzak was het moeilijk lopen. Hij moest goed uitkijken dat hij niet over het smalspoor struikelde dat hier ook liep. Bovendien, af en toe was de vloer vochtig en groen uitgeslagen en dat waren gladde plekken. Breitstein duwde hem voort. Er kwam weer een deur aan. Arie hoorde een kreet achter zich en keek. Breitstein vuurde al. Arie zag dat Patrick opzij sprong toen zijn baas op hem schoot. Zover was het dus al gekomen. Breitstein had gezien dat hij tegen een overmacht stond en had besloten het vege lijf te redden met meename van waarschijnlijk oorlogsbuit. Er klonken opnieuw kreten en schoten. Vlak boven Arie vlogen stukjes uit het beton. Patrick en misschien ook Ferguson en Mulder schoten nu op hen. Breitstein gooide Arie de deur in die ze tegenkwamen en joeg nog eens een salvo door de gang naar zijn belagers. Ze liepen een ijzeren trap op en nog eens een trap. Arie voelde het pistool tegen zijn achterste. 
'Sneller, sneller,' beet Breitstein hem toe. Arie kwam nauwelijks meer vooruit. In een flits bedacht hij iets. Bij de volgende trede strekte hij al lopende even zijn rug en hield zijn armen recht langs zijn lijf. De zware rugzak gleed van hem af naar beneden. Breitstein was er niet op bedacht of keek of de achtervolgers er al aankwamen. In ieder geval kreeg hij het volle gewicht van de rugzak op zijn borst. Omdat hij zelf ook een zware zak op zijn rug had verloor hij zijn evenwicht en viel. Zijn pistool ging af, maar de kogels vlogen recht naar boven en deerden Arie niet. Arie zag Breitstein een paar treden naar beneden vallen, waarbij zijn eigen rugzak hem redde. Hij kwam hard neer op een stalen rooster tussen twee trappen in. 
Nu Arie van zijn last was bevrijd, kon hij veel sneller de trap oplopen. Met twee treden tegelijk sprong hij naar boven. Hij keek niet op of om. Voordat Breitstein opgekrabbeld was en zijn pistool kon richten wilde hij uit het schootsveld zijn. 
Bovenaan de trap stond een deur open. Arie glipte door de opening. Achter zich hoorde hij weer schoten. Waarschijnlijk schoot Breitstein op de achtervolgers. Arie zag weer een deur. Hij probeerde die open te duwen. Dat ging moeizaam. Langzaam ging de zware deur open. Opeens schoot die los en Arie tuimelde naar buiten. Hij voelde de frisse lucht in zijn gezicht en zag de sterren. Jan had dus gelijk gehad. Er was nóg een ingang! 
 

*     * 
   *


De schoten, die Jan en Masters en zijn mensen hoorden, waren de eerste schoten van Patrick geweest. Deze was nadat hij door Breitstein naar zijn post was gedirigeerd in de parallelgang Ferguson en Mulder tegengekomen. Ferguson en Mulder waren zo geconcentreerd op de dwarsgangen die ze iedere keer onderzochten, dat ze Patrick eerst niet zagen. Dat gaf de Belg de mogelijkheid het vuur te openen. Het flauwe licht in de Linie redde de twee. Ze sprongen onmiddellijk in de dekking en schoten terug, eigenlijk zonder te zien waarop. Het geluid van de knallen rolde door de gangen naar de plek waar Jan Prins nog steeds zat en naar de ingang waar Bob en Masters stonden. Voor Jan was het moeilijk om te horen waar de schoten precies vandaan kwamen. Het geluid leek door de gangen van alle kanten te komen. Op zijn buik schoof Jan over de grond naar het eind van de dwarsgang waar hij zat en keek voorzichtig om de hoek. Verderop in de gang dacht hij Ferguson of Mulder te zien, die snel vuurde op iemand achter in de gang. Jan hoorde voetstappen achter zich. Hij draaide zich op zijn hurken om, de moersleutel in zijn opgeheven hand. Bob, Masters en de twee andere FBI agenten doemden achter elkaar op uit de dwarsgang. 
'Bob!' zei Jan verbaasd. Hij had zijn vriend hier niet verwacht. Masters duwde Jan opzij en keek de gang in. 'Het zijn Ferguson en Mulder!' 
De FBI man wenkte met zijn zware Luger naar Hank en Ron. 'Jullie naar de andere kant van de gang!' 
Hank en Ron stormden gebukt voor uit de parallelgang in. Waarschijnlijk was het een verdwaalde kogel van Patrick. Hank was twee stappen de gang in en werd getroffen. Hij greep naar zijn schouder, wankelde en viel met een van pijn vertrokken gezicht op de grond. Masters deed snel twee stappen naar voren en trok Hank aan zijn goede schouder de dwarsgang in. Hij bloedde hevig. 
'Letten jullie op hem,' zei Masters tegen Bob en Jan. 
Vervolgens rende Masters achter Ron aan. Hank zat tegen de muur aan. Jan probeerde het bloeden te stelpen, maar het hemd van Hank werd steeds roder. Jan aarzelde geen seconde en maakte de stropdas van de FBI agent los. Vervolgens bond hij die net onder de oksel van Hank. Daardoor werd het bloeden snel minder. 
Hank zei met een wit gezicht: 'Het gaat wel. Ik wacht even en ga dan terug naar de ingang. Help Masters maar.' 
Jan pakte de Luger, die naast Hank op de grond lag en zei tegen Bob: 'Wij nemen de eerste gang. Arie moet daar ook nog ergens zijn.' 
Ferguson en Mulder raakten al snel in een benarde positie. Dat was geen wonder, want zij werden van twee kanten beschoten. Patrick vuurde op hen, want hij kon Masters en Ron nauwelijks zien. Masters maakte gebruik van het feit dat Ferguson en Mulder hun aandacht moesten verdelen. Hij boekte snel terreinwinst en was nu zo'n twintig meter van de Army Intelligence mensen verwijderd. 
'Don!' riep Masters naar zijn voormalige legerkameraad. 'Stop met vuren, laten we overleggen,' en direct er achteraan: 'Er zijn nu nog geen onomkeerbare dingen gebeurd. We moeten gezamenlijk Breitstein en die schietgrage maat van hem te pakken nemen. Dat willen jullie toch ook?' 
Masters stond achter een betonnen pijler aan de zijkant van de gang. Hij kon Ferguson en Mulder niet zien. Opeens hield het schieten op. Het was het moment waarop Breitstein in de schuifdeur van het lazaret naar de parallelgang kwam kijken hoe het Patrick verging en haastig weer naar Arie terugkeerde. 
Patrick maakte gebruik van de vuurpauze om achter Breitstein aan te gaan. Hij had in de gaten dat Breitstein er tussenuit wilde knijpen en was niet van plan om zijn aftocht te dekken en zelf in de kraag te worden gegrepen. Breitstein had hem destijds in zijn duistere zaken betrokken en hem gouden bergen beloofd. Patrick was in zijn leven nog nooit bang geweest en had graag meegewerkt. Het geld was de enige drijfveer daar voor geweest en daarom wilde hij bij Breitstein blijven. 
Ferguson riep terug naar Masters: 'Nu ben je wel hier, Jack. Je had ons veel eerder moeten helpen met het opsporen van oorlogsmisdadigers. Mulder en ik hebben het altijd met zijn tweeën moeten doen.' 
Onderwijl was Ron langs de wand van de gang doorgelopen en had de luisterende Mulder zijn pistool in de nek geduwd. Mulder liet onmiddellijk zijn wapen vallen. 
Jan en Bob lieten de FBI gespreksgroep voor wat die was en holden door de eerste gang, die Arie ook had genomen. Ze veronderstelden dat Patrick ver naar achter zat en dat ze daar niet bang voor hoefden te zijn. Jan, met de Luger, ging voorop.
'Deze dwarsgang in,' zei hij. 'Dan kunnen we kijken wat er in de parallelgang gebeurt.' 
Het was nog steeds stil, er werd niet meer geschoten. Jan schopte tegen iets aan. Hij keek en raapte de knijpkat van Arie op. Jan pakte het ding op en liet het aan Bob zien. 
'Deze is van Arie. Hij moet hier geweest zijn. Het lijkt me niet dat hij deze zomaar verloren heeft.' 
Bob was al doorgelopen en keek de parallelgang in. Hij hoorde het geluid van pratende mensen. Dat waren de FBI mensen. 
Bijna recht tegenover de dwarsgang was een schuifdeur. Die stond wijd open en er achter brandde licht. Jan zag het nu ook. Net toen Jan en Bob naar de schuifdeur wilden lopen stormde Patrick eruit, de parallelgang in. Hij zag de jongens niet en verdween verder naar achter. Jan en Bob liepen naar de schuifdeur en keken voorzichtig naar binnen. Ze zagen het kantoor en het lazaret. Er was niemand te bekennen.
'Achter die knaap aan!' zei Jan. Hij begon zich nu zorgen te maken. Waar was Arie toch gebleven en Breitstein hadden ze evenmin gezien. Hij ging met Bob verder de parallelgang in. 
'Masters,' riep hij hard. 'Deze kant op!' 
Hij kon niet zien wat de FBI mensen deden aan het begin van de parallelgang. Jan hoopte toch maar dat ze hun onderlinge geschillen even zouden laten rusten. 
Het geluid van een automatisch pistool klonk. Het was Breitstein, die nadat hij door Arie gevloerd was, zijn stengun leegde op Patrick. De kogels spatten op de stalen trap alle kanten op. Daarna werd het weer stil. 
Jan en Bob kwamen bij de volgende deur en luisterden. Ze hoorden niets. Dat was niet zo verbazingwekkend. Arie was boven aan de trap naar buiten verdwenen met Breitstein in zijn kielzog. 
Jan en Bob kwamen in de ruimte en zagen de trap. Halverwege lag het roerloze lichaam van Patrick. Jan voelde zijn pols. 
'Klopt nog flauw,' zei Jan. Patrick leek bij zijn nek getroffen. Ze stapten over hem heen en liepen verder de trap op. 
Het was duidelijk dat Breitstein verdwenen was. Onderaan de trap hoorden ze voetstappen. Jan richtte de Luger. Het was Masters gevolgd door de anderen. Jan en Bob stampten weer de trap op met de rest achter zich aan. Bovenaan bij de deur wachtten ze even. Masters kwam naast Jan staan en samen duwden ze de deur open. 
Ze sprongen naar buiten, gedekt door de andere drie agenten. Het was een rare gewaarwording om ineens buiten te staan. Hun ogen moesten wennen aan het donker. 
Tegenover de deur in de struiken bewoog een logge massa. Masters schreeuwde: 'FBI, wapens neer!' 
De logge massa keerde zich naar hen toe. In het maanlicht zagen ze het sproetige gezicht van Arie. Hij had zijn mond vol. 
'Rustig zeg. Dit zijn heerlijke bramen. Laat me even eten. Ik barst van de honger.' 
Masters haalde diep adem en keek snel rond. 'Waar is Breitstein?' 
'Hier,' zei Arie. 'Hij ligt er vredig bij.' 
De anderen liepen om de struik heen en inderdaad, daar lag de schurk. Op zijn rug met een glazig gezicht naar de sterren te staren. De rugzakken en sten lagen naast hem. Arie kwam er aanlopen met een dennenstammetje in zijn hand. 
'Ik voelde me net bij de Dodgers, Bobbie, het was wat voor jou geweest. Ik zat achter deze struik te wachten tot Breitstein naar buiten kwam. Hij sloop precies langs en ik kon hem prachtig meppen met dit stammetje. Een voltreffer!' 
De anderen begonnen te lachen.
 

© René Verhulst 1998