'Avonturen in de Stille Zuidzee heb ik vijftien keer gelezen'
MARGOT DIJKGRAAF
HET BESLISSENDE BOEK VAN: PETER DE ZWAAN
Thrillerschrijver Peter de Zwaan, won met zijn Alibibureau de Gouden Strop. Hij werd gevormd door de Bob Evers-serie van Willy van der Heide.
"De enorme kloof die er decennialang is geweest tussen het boek en de detective, is flink aan het dichten'', zegt Peter de Zwaan, trotse winnaar van de Gouden Strop 2000, "als ik zie wat voor aandacht de kranten aan die prijs geven, doet die niet onder voor een gemiddelde boekenprijs. Dat vind ik erg aardig.'' De Zwaan kreeg de prijs voor zijn thriller Het alibibureau, waarin de semi-harde directeur van een bureau dat op verzoek alibi's levert, zelf verzeild raakt in een duistere wraakactie.
De enige valse noot in de feestvreugde rond de prijswinnaar is het feit dat de titel van De Zwaans boek veel overeenkomst vertoont met De alibicentrale van H.J.A. Hofland, een roman die twaalf jaar geleden verscheen en vorige maand werd herdrukt. "Ontzettend vervelend'', zegt De Zwaan, "de eerste keer dat ik het hoorde schrok ik me kapot. Voor je het weet komen daar allerlei toestanden van. Ik heb Hoflands boek niet gelezen, maar het is eerst als feuilleton in de krant gepubliceerd, dus misschien heb ik die naam wel eens gezien. Als ik had geweten dat die titel bestond, had ik voor mijn boek een andere gekozen, de alibiman of zo. Dat vond ik altijd al mooi.''
De Zwaan, die zichzelf karakteriseert als een `omnivoor op boekengebied', schrijft al negenentwintig jaar, sinds de geboorte van zijn zoon. Hij begon met kinderboeken: "Daar zou mijn zoon dan later op school over kunnen opscheppen.'' Zijn eigen lagereschooltijd werd, op boekengebied, grotendeels beheerst door zijn fascinatie voor de Bob Evers-serie van Willy van der Heide, jongensboeken met veel avontuur. "Het eerste deel van de serie, Avonturen in de Stille Zuidzee, heb ik wel vijftien keer gelezen. Ik kende die boeken van haver tot gort. Je had scholen met Pim Pandoer, met Bas Banning of met Arendsoog en wij hadden de Bob Evers-serie. Je moet je die naoorlogse tijd voorstellen, de jaren vijftig, de opbouwtijd, de tijd van schouders eronder, alles voor het land. En daar waren dan opeens die drie jongens die avonturen beleefden, die hun ouders te slim af waren. Dat was de reden dat sommige bibliotheken ze niet hadden. Het parool was `eert uw vader en uw moeder' en je was zeker niet slimmer dan je vader. Avonturen in de Stille Zuidzee! Je wist verdorie helemaal niet waar dat lag! Het lag zo onbereikbaar ver weg, dat moest wel fantastisch zijn. Je romantiseerde dat beeld en dat heb ik nog wel een beetje.''
De Zwaan groeide op in Meppel, waar toen ook uitgeverij De Eekhoorn gevestigd was, de uitgever van Van der Heide. "Het was een tamelijk ongrijpbare, wat merkwaardige figuur, die nooit op tijd was met het inleveren van zijn manuscripten en af en toe door zijn uitgever in een hotel in Meppel werd neergepoot. Dat hotel lag op zo'n honderd meter van mijn school. Soms zagen wij dus een lange, hevig besnorde man aan de ene kant van de Stationsweg lopen en dan gingen wij snel naar de overkant, want je ging natuurlijk niet vlak naast zo'n schrijver lopen.''
Later, als journalist bij dagblad Tubantia, waar hij twaalf jaar chef was van de kunstredactie, kon De Zwaan Van der Heide verscheidene malen interviewen. "Het was een vreemde man. Er deden allemaal verhalen over hem de ronde: dat hij tijdens de oorlog niet helemaal kosjer was, dat hij een vrijbuiter was, die vaak bij café Eylders zat, dat hij een grote-waffeltype was. Er deugde misschien een heleboel niet aan hem, maar als hij aan het werk was, of een zakelijke afspraak had, was hij verdomd serieus. Wat mij in zijn werk het meest pakte, was de toon. Dat had ik ook toen ik hem interviewde. Wij hadden hetzelfde type cynische humor en ongelofelijk veel fantasie. We begrepen elkaar wel. Er zitten misschien veel clichés in zijn boeken, maar het zijn wel zijn eigen clichés. De manier waarop de jongens met elkaar omgingen was heel anders dan in andere series. Losser. En met verschrikkelijk veel humor. Van der Heide had de gave van het woord, en van de pen. Hij schreef de dingen precies zo op als hij ze kon vertellen. Dat heb ik ook geleerd.''
Na de dood van Van der Heide, in 1985, kreeg De Zwaan de kans om zelf de Bob Evers-serie voort te zetten. Hij maakte twee onvoltooide manuscripten van Van der Heide af en schreef sindsdien twaalf delen onder zijn eigen naam. "Als je de kans krijgt om een serie af te maken die de fascinatie van je jeugd was, dan doe je dat natuurlijk. Uitgangspunt was dat de lezers de `oude' jongens erin moesten herkennen. Deze jeugdboekenserie heeft een fanclub van vijftigplussers, je lacht je gek. Ik geef de jongens nog steeds geen precieze leeftijd, ze zijn al vijftig jaar achttien. Arie Roos is nog steeds de dikste en de slimste en Jan Prins de zuinige. Bob Evers is gek genoeg altijd de meest bleke gebleven, want die had geen uitgesproken karaktereigenschappen. Het is tamelijk lastig om die gelijkwaardig te maken aan de andere twee en daarom vind ik hem, als schrijver, de leukste van de drie.'
Dat De Zwaan zo'n tien jaar geleden ook thrillerschrijver werd, is vooral te danken aan Raymond Chandler en Dashiel Hammett. "Zij zijn de grondleggers van de hard-boiled Californische school, de aardigste thrillerstroming die er bestaat. Ieder hoofdstuk, van het eerste tot het laatste, is functioneel in het verhaal. Vaktechnisch gezien vraagt dat veel meer dan een Agatha Christie, die op de plot is geschreven. De techniek, het vakmanschap en de humor van Chandler vind ik ontzettend knap. Hij zette je mensen van vlees en bloed voor. Je kon ze zien lopen in een stad die je niet kende. Ik heb ook veel plezier beleefd aan zijn dialogen. De manier waarop hij bijvoorbeeld iemand laat praten die iemand anders onder druk zet, is razend knap. Toch schreef Chandler in wezen heel romantische boeken. Neem nu Welterusten Mr. Marlowe! Voor vijfentwintig dollar laat Marlowe zich afbekken door de politie, in elkaar slaan door een gangster en redt hij een jonkvrouw in nood. Uiteindelijk slaat hij ook nog zijn honorarium af, omdat hij vindt dat hij het toch niet echt heeft verdiend. In een ander geval schenkt hij het aan de weduwe van een slachtoffer. Eigenlijk is het een softie, die hele Marlowe. Toen ik thrillers ging schrijven, dacht ik: dat overkomt me niet.''
|