Stoere jeugdheld is levenslange vriend De verbeelding aan de macht
Hans van Vinkeveen Iedereen heeft wel een jeudheld: kapitein Kirk, Pietje Bell, Arendsoog, Harry Potter. De fans hebben morgen hun nostalgische Dag.
’Harm, je bent zeker in je kinderjaren blijven steken.’ Niet iedereen neemt de hobby van Harm Koopman (44) serieus: hij is fan van de ruimtevaartserie Star Trek. Op zo’n moment voelt Koopman zich aangevallen en verweert hij zich. „Ik leg uit hoe beschouwelijk de serie is. Er worden allerlei maatschappelijke zaken op de hak genomen zoals de Vietnamoorlog, abortus en computerhaters.” Maar dat is waarom hij nú Star Trek zo goed vindt. Als jochie ging het hem vooral om het knokken in de ruimte. Kapitein Kirk is zijn favoriete fantasieheld. „Kirk sloeg voordat hij nadacht en was niet vies van een robbertje vechten. Er kon mij niet genoeg gemept worden.” Koopman is twintig jaar lid van fanclub The Flying Dutch en een verwoed verzamelaar van spaarplaatjes van de serie. De meeste mensen laten naarmate ze ouder worden hun jeugdheld achter zich.Koopman niet. Het zal ergens wel met trouw te maken hebben, denkt hij. Maar hij is vooral fan gebleven door het vele materiaal. „Er zijn een paar duizend uur Star Trek geproduceerd. Er komt steeds weer iets nieuws: onlinegames, computerspellen, boeken.” Anderen blijven uit jeugdsentiment aan een fantasieheld hangen. Ze hebben een nostalgische tic. Joop Oosterbaan (78), lid van de Karl May Vereniging en auteur van een veel geraadpleegd handboek over het verzamelen van Karl May-uitgaven, omschrijft dit met ’verzamelpijn’. Volgens hem is verzamelen gebaseerd op de zoete pijn van het terugverlangen naar de eerste diepe indruk die een jeugdheld op een kind maakte. Oosterbaan las als jochie ademloos de indianenboeken van Karl May. Zijn ideale personen zijn Winnetou en Old Shatterhand. „Winnetou is een geweldige voorstelling van de edele wilde; Old Shatterhand een omnipotent wezen. Hij kan alles: tomahawk werpen, worstelen, revolver schieten. En met zijn verschrikkelijke vuisthouw kon hij een os bewusteloos slaan. Zulke figuren trekt jochies enorm. ” De aura van de held vermindert wel bij het ouder worden. Oosterbaan: „Je brengt hem terug tot meer menselijke proporties. Ik vind Old Shatterhand nu ook een praatjesmaker en uitslover.” De tijd maakt het terugkomen van de eerste diepe indruk van de jeugdheld onmogelijk. Rond zijn tiende jaar is een kind het meest bevattelijk voor een jeugdheld. Hij – de jeugdheld is vrijwel nooit een zij – is een geïdealiseerd figuur met typische karaktertrekken. „Hij moet stoer en rebels zijn, een avonturier die spannende dingen beleef”, merkt Roger Schenk op. Hij is lid van het Bob Evers Genootschap dat de hoofdfiguur uit de boeken van Willy van der Heide voor het nageslacht wil bewaren. Bob Evers is een jongen die de halve wereld afreist en met de FBI de strijd aangaat met de internationale misdaad. Schenk: „De jeugdheld is een ideale vriend met wie je wel mee wilt op avontuur.” Blijven de kenmerken van de fantasieheld als ideaalfiguur hetzelfde, qua uitingsvorm verschilt hij per generatie. In de jaren twintig van de vorige eeuw treden de eerste jeugdhelden zonder opvoedkundige bijbedoelingen op: Pietje Bell, Piet de Smeerpoets, Kruimeltje. Ze komen vooral uit de krant, vertelt Kees Kousemaker van stripwinkel Lambiek en auteur van een geschiedenis van de stripheld. Geld voor boeken is er bijna niet. In de jaren twintig zijn Bulletje en Bonenstaak populair. Vlak na de oorlog verschijnt in Trouw de strip over het hondje Tekko Taks. Kousemaker: „Die ging er flink tegenaan. Reisde naar China om een parel van de kroon van de Maharadja van een roversbende terug te stelen. Zijn tegenstander was de heer Gluipjes. Van een hond met zo’n naam is weinig goeds te verwachten.” Zelf is Kousemaker opgegroeid met de Bommelboeken van Marten Toonder die voor het eerst in de oorlog verschenen. Daarin is Tom Poes overduidelijk de held. „Als kind identificeer je je niet met die dikke, chagrijnige beer. Tom Poes verzint een list en trekt dommigheden recht.” Jeugdhelden ruimen vaak de puinhopen op die volwassenen maken. Helden van de naoorlogse jeugd zijn de jiu-jitsuënde detective Dick Bos en koene zeevaarder Kapitein Rob. Later volgen boekenhelden als Arendsoog. Veel jeugdhelden uit de jaren zestig komen van televisie en film: Batman en Pippi Langkous. Langzaamaan raken de fantasiehelden verdeeld over diverse subculturen. Nieuw zijn de helden uit de gameshoek: Lara Croft, Super Mario en het blauwe egeltje met ADHD Sonic. Tegenwoordig komt het merendeel van de fantasiehelden uit de beeldcultuur. Met een opvallende uitzondering: de populairste held onder de jeugd Harry Potter. Hanneke van der Paardt (10) is al drie jaar fan van de schooljongen annex magiër. Het verhaal kan wat haar betreft niet ingewikkeld genoeg zijn. En spannend is dat er telkens iemand dood gaat. „Ik houd niet van bloemetjes en zonnetjes. Harry is een sukkel die veel mee maakt; het lijkt me vet om mee te kunnen.” Zolang er Harry Potterboeken verschijnen, blijft ze zeker fan, denkt ze. Jeugdhelden zijn de metgezellen uit de jeugd. Die trouw zal in de toekomst steeds minder zijn, denkt Schenk van het Bob Evers Genootschap. „De huidige jeugd behoort tot een zapcultuur; er komen steeds weer nieuwe helden en interesses.” Nog somberder is hij over de boekenheld. De fans ervan zullen uitsterven. „En daarmee wordt ook de boekenheld vergeten.”
|