home  -  tijd in BEeld  -  bibliografie  -  werken  -  feuilleton  -  nieuwsbrief  -  de media  -  zeijlstra  -  zeerust  -  diversen

gepubliceerd op 03/11/2002
laatste wijziging 03/05/2016
reacties en suggesties: e-mail naar simon kuipers  
Terug naar de
vorige pagina

Onderstaand artikel is voor het eerst gepubliceerd in De Nieuwe Clercke, 20 november 1976, pagina 21-22.

De tekst is ook opgenomen in Wetenswaardigheden over Willem Waterman, een uitgave in eigen beheer van Ton en Hans Kleppe, Dordrecht 1995, pagina 201-203


 
Artsen, Hoeren en Revolutionairen worden Geboren en niet Gemáákt

Het vorige jaar wijdde Nico Polak in het Speciaal Bevrijdingsnummer van VRIJ NEDERLAND (6 sept. 1975) twee volle pagina's aan mijn persoon om aan te tonen dat ik het verkapte brein was achter het Metro-Nieuwmarkt-bomcomplot, en derhalve een door de CIA betaalde agent provocateur, van wiens sluwe machinaties de arme Max Lewin het slachtoffer was geworden. Anders gezegd: ik was de befaamde anonieme "Zwarte Tulp".
Bevriende relaties lieten mij snel weten dat de Rode Tulp Polak begerig was naar de vacante baan als redacteur van VN, en die positie via een rel over mijn rug wilde bereiken. Dit pakte radicaal omgekeerd uit voor de beperkt slimme Polak, want overtuigd linkse kringen verleenden mij alle mogelijke assistentie, met als gevolg dat een desperaat tegenstribbelend VN werd gedwongen, mij uitgebreid weerwoord te verlenen (pas in dec. 1975) waarna Polak voor het Forum van de ganse Nederlandse pers de arena is uitgelachen. Het was overigens wel een der betere publiciteitsrellen der laatste jaren.
De pointe hiervan is: wáárom werd ik in een dergelijke kritieke rauspartij door linkse kringen geholpen, waar toch algemeen bekend is, dat ik de gewezen propagandaleider ben van Arnold Meijer's Nationaal Front (het vroegere: Zwart Front)?

* * *

Een humanistische koddebeier als Peter Hofstede (het prototype van de intellectueel met een bol sajet in het hoofd inplaats van een logisch denkend brein) en tevens het type dat niet meer in staat is, zich in de leeuwenkuil van de Randstad Holland te handhaven), is zo doodbevreesd voor mij, dat hij struikelend over zijn ridicule haren haastig een openbare gelegenheid verlaat als ik rustig met wandelstok met zilveren knop daar binnenkom. Wáárom?

* * *

De verklaring schijnt te schuilen in een combinatie van eigenschappen die tegenwoordig nog hoogst zelden wordt aangetroffen. Lees mij goed: elke eigenschap separaat treft men nog wel aan, maar de combinatie vond ik de laatste jaren alléén nog maar terug bij mijn geestverwant W.F. Hermans, redenen waarom ik altijd vermeden heb, hem persoonlijk te ontmoeten. Ik wantrouw kliekjesvorming.
Om nu elk misverstand te vermijden eerst een korte scène op het Hoofdkwartier van Arnold Meijer, Den Haag, 1941. (Zoals ook geschetst in "De Kruistocht van Generaal Taillehaeck", deel II). Ik werd aangesteld tot propagandaleider op 1 januari 1941. Wij hadden daar toen een Politieke Raad, een Sociaal-Economische Raad, een Culturele Raad en al dat gedoe van de Corporatieve Staat. Voorzitter van de Politieke Raad was Dr. van Heutsz, zoon van onze Atjeh-generaal. Omstreeks April werd bekend dat Van Heutsz rechtstreeks met de Duitsers intrigeerde, waarna Arnold Meijer een oekase deed uitgaan tot onmiddellijk royement. Dit duur papier troffen Mr. Schillings, Mr. Schoenmaeckers en ik aan in onze kamer om negen uur in de ochtend. Te tien ure kwam Van Heutsz binnen, waarna wij hem sommeerden, terstond het pand te verlaten, wuivend met des Leiders Oekase. Waarop Van Heutsz in een luid uitbarstte, zijn hoed afnam en heenging,over zijn schouder zeggende:
"Kameraden - ik ben niet royeerbaar, want ik heb nimmer een aanmeldingsformulier tot lidmaatschap bij jullie partij getekend. Kijk het boven maar na in Leden-administratie."
Nadat we ons enigszins van deze klap hadden hersteld, merkte Schillings snedig op:
"We mogen boven wel even nakijken of Arnold Meijer zèlf wel lid is van zijn eigen beweging ... "
Na dit humoristisch incident begon het mij met versnelde versnelling op te vallen, dat in een autoritaire organisatie (en dit geldt voor mij zowèl voor Het Vaticaan, als voor Idi Amin in Oeganda, als voor Moskou) het vrijwel onmogelijk is, twijfel te doen blijken aan de Hoge Directieven van de Leider. Datzelfde geldt zelfs bij Ajax. Dat is op zichzelf niet onredelijk, want doelpunten worden niet gemaakt na langdurige inspraak. Twijfels aan de Kosmische, Goddelijke of Alleenzaligmakende juistheid der Inzichten van Boven worden ontkracht door stigmata als: "verraad, querulantie, onloyaliteit, ketterij, revisionisme" etc. De persoon die een dergelijk verwijt naar het hoofd krijgt, wordt in een zeer onplezierige hoek gedrukt tenzij hij laboreert aan dat soort psychologische afwijking waarbij hij uit een lust-karma een dergelijke positie steeds wen zelf wil creëren. Men kan het geheel als volgt schetsen: revolutionnairen of vernieuwers liggen qualitate qua dwars, doch lang niet alle querulanten en dwarsliggers zijn tevens vernieuwende of corrigerende revolutionnairen.
Alle uitvinders zijn ergens getikt, maar lang niet iedereen die getikt is, is tevens uitvinder. Dit lijkt mij op de voet volgbaar en moeilijk te ontkennen.
Zodat niet alle afbraak van het bestaande en niet alle negativisme plompverloren moet worden toegejuicht.

* * *

Reeds in juni en juli van 1941 had ik in de avonden en nachten bij mij thuis verwoede gesprekken over de starre plicht van Trouw aan den Leider. Ik stelde toen reeds (exact 26 jaar oud) de scherp omlijnde vraag aan aanwezige leden van het Hoofdkwartier:
"Als morgen Arnold Meijer alcoholist blijkt, of onder invloed komt te staan van een psychopatische veelneukster, dienen wij dan nog steeds blind trouw aan hem te blijven? Of is het soms zo dat wij, naast de Politieke Raad nog een Psychiatrische Raad moeten installeren, die elke ochtend nagaat of onze Leider nog geheel normaal is?"
Men keek mij zeer geschrokken aan, en pas later zijn velen van ons gaan beseffen, dat wij toen, in die nachten, een oeroud filosofisch vraagpunten aanroerden, waar men tot op de dag van heden over de gehele wereld mee worstelt. Waar men in Neurenberg over zat te haspelen, en waar men mee zit bij elk gesprek over "oorlogsmisdaden". In hoeverre is "Befehl een Befehl?" En waar begint het recht of de plicht op rebellie?
Kort daarna vielen de Duitsers Rusland binnen en kreeg ik van AM de opdracht tot het ontwerpen van een groot aanplakbiljet, inhoudende een oproep aan liet Nederlandse Volk om dienst te nemen aan liet Oostfront ter bestrijding van het Bolsjewisme.Na twee weken van broeden, praten en piekeren legde ik mijn propagandaleiderschap en tevens mijn lidmaatschap neer, op grond van een in wezen simpele en formele overweging:
"De Duitsers zijn Rusland binnengevallen. Het bolsjewisme heeft daar niets mee van doen. De Russen zijn nu onze geallieerden en elke oproep tot dienstname in het Duitse leger om tegen Rusland te strijden is puur en duidelijk landverraad."

Mede op grond daarvan (ik zeg: mede) ben ik na 1945 ontslagen van politieke rechtsvervolging. En mede op grond weer dáárvan alsook van later genomen beslissingen, vind ik, dat ik persoonlijk niets behoef te pikken van politieke knoeiers en van baantjesjagers die menen dat alwie Marx in de kast heeft staan, recht heeft op staatssubsidie. Lenin moet zich wel als een ventilator wentelen in zijn graf.

* * *

Enkele jaren geleden werd ik mateloos geirriteerd door het domme gedram en gedomonstreer in Amsterdam voor en tegen elke denkbare soort van opgejutte kul. Ik ben daartegen toen een eenmanscampagne begonnen, door aan Burgemeester en Wethouders en aan de Politie een vergunning aan te vragen om op mijn eentje te mogen demonstreren met een bord, waarop de tekst:

IK DEMONSTREER TEGEN HET ZINLOOS
GEDEMONSTREER
TEGEN ALLES EN NOG WAT
Daar ben ik weken aan bezig geweest, en afschrift van dat verzoek ging aan alle hoofdredacties. Men heeft mij nooit zwart-op-wit die vergunning geweigerd, wat ook niet KON, maar zolang geobstrueerd tot ik die campagne opgaf. Intussen had ik mijn doel bereikt, want daar is achter de schermen enorm over gelachen en gepraat. Daarna moest ik weer wat anders verzinnen. Er is op de Prinsegracht een café, genaamd: De Prins, dat in die jaren mudvol zat met zwaar behaarde lieden die onwolkt door hasjdampen schuimrubberen barricaden zaten te bestormen. Ik was daar al een keer met kop en kont uitgedonderd, omdat ik luidkeels uitriep: "Revolutionnairen? Jullie? Voor je eigen spandoeken moeten jullie nog subsidie aanvragen! Armoedzaaiers en bietsers zijn jullie . . . . het hele stel! Toen in het Maagdenhuis de studentenkassen waren leeggeroofd en de electrische schrijfmachines waren gestolen, toen stopte meteen de hele zogenaamde revolutie!"
Een tijd later kwam ik daar wéér langs, rukte de dubbele glazen voordeur open en brulde naar binnen: "Van nu af aan drink ik alléén nog maar Angola koffie!"
Ik was er volkomen op geprepareerd een enorme vechtpartij aan mijn bast te krijgen, maar tot mijn stomme verbazing kwamen er drie kerels naar buiten hollen die riepen: "Jij moet Willem Waterman zijn! Ga mee, jij hebt gratis drinken van ons".
En dat waren puur linkse jongens. Namen doen niet ter zake. Zij herkenden echter á la minute het oertype van de revolutionnair.

* * *

Als bij de lezer nu de begrijpelijke reactie volgt: "Wat is nu de zin van deze verhalen?" antwoord ik daarop, dat men minimaal een dosis physieke en morele moed nodig heeft om de barricades als éénling te bestormen. Het is gezelliger, en het geeft de burgerlijke querulant ook meer moed om dat in kuddeverband te doen, maar ik wantrouw eik dom kuddeverband. Pas jaren en jaren na die beslissing van augustus 1941 had ik de exacte formulering gevonden rond de klassieke hamvraag:
WAAR BEGINT HET RECHT OP REBELLIE?
Ik ben er volkomen zeker van, dat mijn antwoord lang na mijn dood zal voortleven:
"Elke eenling heeft het recht en in sommige gevallen zelfs de plicht om te rebelleren tegen autoriteit of tegen onwaarheid. De harde consequentie is echter daarbij, dat hij niet van twee wallen tegelijk kan vreten en dan tevens aan diezelfde autoriteit waartegen hij in verzet gaat een vergunning mag vragen om zijn rebellie veilig te legaliseren. Want dan is het geen rebellie of revolutie meer,maar een tamme ontwikkelingsgang".
Deze formulering verklaart meteen, waarom de "illegaliteit", zijnde het verzet tegen de Duitsers, zichzelf achteraf formeel heeft willen "zuiveren" door die aanduiding te veranderen in "Het Verzet". Diezelfde wisseltruc is eerder vertoond, toen ons volk in opstand kwam tegen de wettige Philips de Tweede en tot op de dag van heden lezen we in het Wilhelmus dat we "Den Koninck van Hispanje altijd hebben geëerd".
Waar wij er momenteel van mogen genieten hoe Universiteiten aan de lopende progressieve band worden voorzien van Leerstoelen in de Volksverlakkerij en het tegenwoordig tevens mogelijk is, te promoveren op elke denkbare brei van shit en nonsens, tracht ik zo nu en dan enig tegenwicht te geven als privé docent aangaande de ware gang van zaken in Nederland.
Mede door mijn merkwaardige zij-positie als Willy van der Heide word ik nu en dan benaderd door intelligente jongeren, die mij wat schoorvoetend vragen:
"Hoe is het nu eigenlijk in Nederland écht gegaan tijdens de Bezetting en na de Bevrijding?"
Waarop een immens gevoel van machteloosheid mij bekruipt en ik meestal antwoord:
"Er is geknoeid en gelogen op zulk een massale schaal, en er is zoveel in doofpotten gestopt, dat geen macht in Nederland, ook al zou die het willen, de beerput nog ooit open krijgt. Iedereen dekt iedereen, want alles heeft met alles te maken. En ik doe daar zelf evengoed aan mee, uit puur lijfsbehoud".
Ik heb dit alles zo kort en concies mogelijk gehouden, maar wil er gaarne in een vervolg op doorgaan. Ik wil ook graag worden aangevallen, hoewel ik dat nog niet zie gebeuren. Men diene er overigens wel rekening mee te houden, dat ik erop ben getraind, eerst te denken en dán te praten en te schrijven instede van te discussiëren met geleende kreten vol holle bombast.
En oja - de artsen en de hoeren zijn wat in de verdrukking geraakt, maar als de redactie het mij toestaat geef ik die graag een volgende maal een beurt.

Willem W. Waterman
tevens
Willy van der Heide