Muitersgeld
'Hij koos eieren voor zijn muitersgeld'.
Avonturen in de Stille Zuidzee, pag. 195/183
Top
De gestolen speer
De enige, die bij vol zonlicht op het schip
was toegevaren, was de dorpsgek geweest: een oude, rijke neger, die eenmaal
had getracht een einde aan zijn leven te maken door de van de Japanners
afgekeken methode, een speer in de grond te graven en zich erop te laten
vallen. Hij was twee dagen bezig geweest moed te verzamelen voor de beslissende
val en de derde dag bleek, dat iemand de speer had gestolen. Het was een
mooie speer en zeker te goed om dagenlang in vochtige grond te blijven
staan.
De strijd om het goudschip, pag. 57/54
Top
'Haal die beesten van
me af!'
'Gooi de knippen van de koffers, jongens, maar hou ze dicht. Ik houd
de gang in de gaten. Als ik "los" zeg, dan de deksels open.'
Johnstone loerde de gang op en af.
'Los!' beval hij.
De volgende seconde zagen ze de hele Johnstone niet meer van de muizen.
Een zondvloed van muizen barstte los, rende onder Johnstone door, in zijn
broekspijpen, over zijn rug en langs zijn oren. De kat dook boven van de
glazen schap af en stoof midden in een wolk muizen de gang op. Johnstone
sprong terug in de kamer, slaande naar de muizen die in zijn broekspijpen
zaten, over zijn schouders renden, in zijn oorlellen beten en in zijn zakken
kropen.
'Haal die beesten van me af!' brulde hij.
Tumult in een toeristenhotel, pag. 28/26
Top
Gereedschappen kopen
'Naar een winkel waar ik wat gereedschappen kan kopen.'
De chauffeur keek haar verbaasd aan in zijn spiegeltje:
'Gereedschap, dame? Lipstick of een nageltang of zo?'
Lilian stampte ongeduldig met haar voetje.
'Natuurlijk niet. Een schroevedraaier en een tang.'
Tumult in een toeristenhotel, pag. 102/93
Top
Stom beest
'Het spijt mij, eh.... mijnheer, maar wilt u die hond buiten laten, of
vast houden?'
'Het is verdraaid mijn hond niet,' zei Arie. 'Het beest loopt me achterna.'
Buikmans' zware stem klonk van bij het raam:
'Kom, kom, jonge vriend. het dier schijnt je toch aardig goed te kennen.'
'Het stomme beest is met me mee gelopen en ik ken het nog geen vierentwintig
uur.'
'Onzin,' zei Buikmans. 'Je maakt mij niet wijs dat een hond die je
nog geen vierentwintig uur kent...'
Arie, die al op weg was naar de cel, liep rood aan en keerde
zich om:
'Luister, beste meneer Buikmans... Ik ken u nog geen vierentwintig
uur en ik kan nergens komen of u loopt me na.'
Kabaal om een varkensleren koffer, pag. 90/82
Top
De wagen van mevrouw
Straperli
'Neemt u me niet kwalijk, maar had u de wagen van mevrouw Straperli?'
De monteur slikte, keek zijn mede-roodharige aan, slikte weer en grijnsde
dan. Zijn tanden waren prachtig regelmatig en hagelwit.
'Die had ik,' zei hij. 'En ik hoop 'm nooit weer te zien. Ik heb er
in twee dagen grijze haren van gekregen.'
Arie draaide zijn verhaal af. Voor hij halverwege was, begon de monteur
te knikken.
'Luister. Ze rijdt in een donkerblauwe open Talbot-racewagen van 1937
met electrische versnelling en ze weet net zoveel van auto's af als ik
van baby-atoombommen. Haar idee van reizen is een soort tournee van garage
naar garage.
Je kunt het mens niet missen. Ze is een gevaar op de weg.
Haar haren waren eens zwart en nu strogeel. Ze heeft een windhond, zestien
koffers en een hoogtezon achterin de wagen. Haar autonummer is N-359576.
Schrijf op.'
Arie krabbelde haastig op de witte zijde van een lucifersdoosje.
'Ze zat hier vanmorgen met een Shell-autokaart van Nederland, waarop
ze de waterwegen voor autowegen aanzag en ze moest naar Giethoorn. Je kunt
het beste daar in de buurt gaan dreggen, want als ze met die ongeluksauto
in Giethoorn gaat rondpionieren, is ze binnen zes minuten in een gracht
met man en muis vergaan. Mot je nog iets meer weten? Tabeh dan.'
Kabaal om een varkensleren koffer, pag. 118/108
Top
'Jawel inspecteur'...
'Voortreffelijk, inspecteur'... 'Ik begrijp het, inspecteur'
Dan zei hij luid: 'Luister jongens; tot dusver hebben jullie prima werk
geleverd, maar het is nu mooi geweest. Eén ding vooral moet je goed
beseffen: wij weten nog niet precies wat er nu eigenlijk achter die vreemde
geschiedenis steekt, maar pas goed op voor Buikmans! Om de een of andere
reden vindt hij jullie erg belangrijk en als dat zo is, omdat jullie iets
weten dat hij geheim wil houden, heb je zelfs kans dat je leven in gevaar
is. Snap je dat goed?'
'Jawel inspecteur,' zei Arie zoet en trok een gezicht tegen Jan Prins,
die met zijn oor tegen de buitenkant van de hoorn stond mee te luisteren.
'Ons leven is in gevaar.'
'Juist jongens. Weest nu verstandig en laat die zaak verder met rust.
De politie heeft die nu in handen en zal heus wel zorgen dat die wordt
uitgezocht. Versta je me?'
'Voortreffelijk, inspecteur,' antwoordde Arie. 'De telefoons hier in
Den Bosch zijn prima-prima.'
Er heerste even stilte op de lijn. De inspecteur zat zich blijkbaar
af te vragen of hij nu in het ootje werd genomen, ja of nee. Toen hij weer
sprak, was er een strengere klank in zijn stem:
'Luister hier jongeman. Ik beveel je, verder je neus niet in onze zaken
te steken. Besef wel, dat jullie minderjarig zijn. Als ik weer iets van
je bemoeienis met deze historie merk, laat ik je oppakken wegens tegenwerken
van de taak der politie en naar huis transporteren. Gesnapt? Ik doe het
in je eigen belang.'
Jan Prins sperde zijn mond wijd open en lachte geluidloos.
'Hij is gemeentepolitie!' zei hij dan zacht, op de hoorn wijzend. 'Hij
heeft buiten Den Bosch niks te vertellen.'
Arie, die daar niet aan gedacht had, trok ineens een heel deemoedig
gezicht en zei:
'Ik begrijp het, inspecteur. Jan en ik zullen onmiddellijk de gemeente
Den Bosch verlaten. Dan hebben wij geen last meer van elkaar.'
Er volgden drie tellen suizende stilte op de lijn.
'W a t !' schreeuwde toen de inspecteur. 'Wat zei je?'
Arie hing de hoorn op, trok een gezicht tegen het toestel en wandelde
haastig de cel uit, op het station af. De klok wees nu kwart voor vijf.
Kabaal om een varkensleren koffer, pag. 122/113
Top
Kabaal om een geiteboutje
'Ráánng!'
grauwde de Afghaan en zette zijn tanden in een geitebout. Zonder mosterd.
De geit gaf een gil, steigerde even op zijn achterpoten en ging er vandoor
in kletterende galop. Nu is een wedren tussen een domme, dikke geit en
een windhond natuurlijk geen eerlijke partij. De Afghaan kon kringetjes
rennen om de hollende geit en begon dat ook inderdaad te doen. Het domme
dier sprintte de enkele huizen van Ronduite voorbij en de dijk op, werd
gepasseerd door de windhond en zag opeens zijn achtervolger vóór
zich, maakte rechtsomkeert... bereikte de eerste huizen, werd opnieuw door
de windhond gepasseerd... draaide scherp linksaf, sprong van de weg af
en dook met de poten vooruit door de grote spiegelruit van een woonschip
dat daar gemeerd lag. Het lawaai was ontstellend. De scherven dik spiegelglas
rinkelden en bleven rinkelen, de geit mekkerde in doodsschrik en uit het
inwendige van de woonboot klonk een dof geloei. Die boot werd namelijk
bewoond door een kunstschilder. Zoals vele artiesten was deze man er niet
op gesteld uit zijn slaap te worden gewekt. Hij was bovendien van nature
nogal kort aangebonden en zijn schrik en razernij toen hij met donderend
lawijt uit zijn slaap werd opgeschrikt en een complete geit bij zich in
bed vond, waren niet mis. Hij vloog brullend zijn bed uit, trapte op kilo's
glas en werd van achteren geramd door de geit. Hij rende naar de keuken,
greep de broodzaag en kwam juist op tijd terug om het dier door het gapende
gat waarin eens zijn spiegelruit had gepronkt, te zien verdwijnen. De kunstschilder,
slechts gekleed in een paarse zijden pyjamabroek en een baard, liet een
soort getrompetter horen, juist als van een woedende olifant, en zette
de geit na.
De Afghaan zat weer
achterin de Lancia en keek onschuldig naar de maan.
Kabaal om een varkensleren koffer, pag. 181/167
Top
Harde sproeten
De dikke Arie zelf vond het leven ook bijzonder aangenaam die dag. Hij hees zijn kitbag op zijn linkerschouder, kocht een derde klas Leiden, vond de trein stampvol met vacantiegangers, kocht een krant, zette zijn kitbag in een hoek klem en ging er welgemoed op zitten lezen. Ze lieten hem natuurlijk niet lang met rust. De laatste minuut kwamen er nog verschillende jongemannen haastig aanhollen en alles propte zich op het balkon samen. De trein begon te rijden en Arie vouwde zijn krant op; lezen was onmogelijk: hij zat met zijn oor eventjes klem tussen een stalen stang en de elleboog van een lange man in een zwarte jas die naar rijsttafel rook en vlak daarna werd zijn neus geschramd door een actetas.
'Ik sta zacht,' zei de man met de actetas, nogal zuur. 'Ik heb een dikke buffer achter me.'
'Maar mijn sproeten zijn hard, hoor,' zei Arie. 'Pas maar op.'
Een motorboot voor een drijvend flesje, pag. 36/34
Top
Twee horloges
Om drie minuten over half één hoorde Arie door de nachtelijke
stilte het naderend gegrom van een automotor. Het was geen vrachtwagen;
maar het gegrom werd plotseling zwakker toen de wagen van de snelweg afzwenkte,
de haarspeldbocht doorging... en hield toen geheel op.
'Da's gek!' zei Arie, die door het aandachtig luisteren het kauwen
van chocola had gestaakt. Hij ging er nu weer mee door. 'Ik dacht zeker
dat het 'm was. En nu hoor ik helemaal niets meer. Onze Sherlock Holmes
is te laat.'
Een minuut later begon de automotor plotseling weer te grommen. Koplampen
schoten een paar honderd meter verder een bocht om... een kleine wagen
kwam met grote vaart op de Paardebrug af, remde, zwenkte er overheen en
stopte. Arie klom tegen de grasglooiing op en seinde even met zijn lantaren.
Een kleine man, in een regenjas die hem bijna tot op zijn enkels hing,
stapte uit met korte, afgemeten gebaren, hief zijn linkerpols, keek op
een horloge, hief daarna zijn rechterpols, keek ook dáár
op een horloge en kondigde toen kortaf aan:
'Dertig seconden te vroeg. Slecht gereden. Gelieve mij te verontschuldigen.'
Arie stond hem verbluft aan te kijken; met de zaklantaren los in zijn
hand naar beneden hangend. Het was hem plotseling duidelijk, dat deze man
enkele honderden meters verder had gestopt en gewacht, alleen om met veel
bombarie aan te kunnen komen stuiven en te constateren dat hij dertig seconden
te vroeg was. Bovendien was de hele manier van doen van deze kleine man
nogal zonderling. Dat loeren op die twee horloges bijvoorbeeld.
'Goedenavond,' wenste Arie hem. 'Ik...'
'Het is geen avond, maar nacht,' verbeterde de kleine detective. 'Niet
belangrijk op het ogenblik, maar ik houd ervan, accuraat te zijn. Na deze
verbetering, welke u mij ten goede gelieve te houden, van harte hetzelfde.
Goedenacht. Mijn naam is Colenbrander.'
Een motorboot voor een drijvend flesje, pag. 61/60
Top
De maan brandt af'
Een klopjacht op een kapitein, pag. 125/126
Een raderboot als zilvervloot, pag. 87/88
Top
'Wij willen niet bevrijd
worden'
'Ben jij het, Arie? Dit is Bob.'
Een instemmend gebrom. Bob tastte vliegensvlug naar de poetskatoen
die in de mond van Arie bleek te zitten, en peuterde die er uit. Die poetskatoen
was er in deze garage pas ingestopt, dus Arie was nog tot normaal spreken
in staat.
'Hoe laat is het, Bob?'
'Tien voor twee of zoiets.'
'Kijk dan uit, jo. Een helikopter komt om twee uur.'
'Wist ik al, ezel. Waar is Masters ergens?'
'Hebben ze gebonden achtergelaten in Peraira's kamer.'
'Hoe hebben ze jullie gebonden?' Bobs vingers betastten de touwen om
Arie's enkels en polsen. 'Heb jij een zakmes?'
'Wat wou je doen?'
'Jullie lossnijden natuurlijk.'
'Ben je nou helemaal bevijfenzestigd? We hebben de grootste moeite
gehad om ons weer op te laten pikken en binden.'
Er volgde enkele seconden lang een diepe stilte. Dit was zonder enige
twijfel het waanzinnigste dat Bob in jaren had gehoord. Hij haalde diep
adem en barstte los in een verontwaardigd gefluister:
'Wil je me nou vertellen dat je niet bevrijd wilt worden?'
'Natuurlijk niet, Amerikaans rund. Maak dat je weg komt voor iemand
je hier vindt.'
Bob staarde ongelovig in de duistere diepte van de hutkoffer, waaruit
Arie's stem telkens sissend opsteeg.
'Je bent gek geworden van hitte en ontbering.'
Arie hijgde hem toe:
'Als mijn handen los waren zou ik je een stomp op je nieuwsgierige
neus geven. Maak dat je weg komt. Kras op. Steek die prop weer in mijn
mond.'
Bob zat nog steeds met de dot poetskatoen in zijn handen, met een gevoel
of zijn hersens draaiden in een bad dikke, kleverige stroop.
'Deze poetskatoen??? Weer in je mond stoppen?'
'Natuurlijk; ik ben gek op poetskatoen. Heb je wat te eten bij je?'
Op dat ogenblik, vertelde Bob later, begon hij te beseffen dat Arie
Roos niet gek geworden was, maar alle bekende tekenen van normaalheid vertoonde.
'Iets te eten? Jou vraatzuchtig monster! Weet je dat ik jullie van
Miami af heb gevolgd met groot levensgevaar?'
'Heb ik daarom gevraagd?'
Bob begon nu werkelijk nijdig te worden. Dit was toch wel het toppunt
van ziedende ondankbaarheid.
'Weet je dat ik bijna omgekomen ben van hitte op die parkeerplaats,
dat de pistoolkogels me om de oren hebben gefloten, dat ik bijna opgevreten
ben door de muskieten.. alles om jullie te bevrijden?'
'Nou - wij willen niet bevrijd worden. Wij gaan gezellig in een helikopter
mee naar Mexico. Maak dat je wegkomt! Scharrel Masters op en vertel hem
wat er gebeurd is.'
Bob vroeg haastig:
'Waar gaan jullie naar toe in die helikopter?'
'Weet ik dat? Dat moeten jullie maar uitzoeken. Dan doe je eindelijk
iets nuttigs. Als je daar evenveel mallotige ijver aan besteedt als aan
zinloze pogingen om mij te bevrijden uit een hutkoffer, waar ik met alle
geweld in wil blijven, zul je zeker slagen. En schiet nou op... luister!'
Een meesterstunt in Mexico, pag. 88/89
Top
Sprengmeister Schumann
Een ander citaat uit 'Een meesterstunt in Mexico'
is in verband met de lengte op een aparte pagina opgenomen. De Sprengmeister
Schumann legt de voorbereiding voor de meesterstunt die Jan en Arie later
in het verhaal op de tafelberg zullen verrichten.
Top
IJswater
'Nee,' zei Arie. 'Elke overtollige lichamelijke arbeid vind ik uit de
boze. Ik doe het ŕnders. Ik denk. Ik denk véél, lang en intens.
Als ik lang genoeg denk, vind ik iets dat de moeite waard is, gedaan te
worden. Dan ga ik denken over de meeste economische wijze om dat te doen
en dan dóe ik het. Als ik nu een glas water had, bijvoorbeeld,
zou ik je dat overtuigend kunnen bewijzen.'
Jan legde zijn potlood neer.
'Hoe?' informeerde hij
Arie strekte een arm uit en maakte met de vingers van de hand wriemelende
bewegingen.
'Glas...' zei hij. 'Glas water. Dan zul je het zien.'
Jan stond op, zijn wenkbrauwen nadenkend gefronst, ging naar de aangrenzenden
badkamer en kwam even later terug met een glas water. Arie nam het aan,
keek stomverbaasd en gaf het terug.
'Geen gewoon water, idioot! IJswater! Anders gaat het niet.'
(In bijna elk goed Amerikaans hotel is een aparte leiding waaruit men ijswater kan tappen. Amerikanen zijn overtuigd dat zij aan de rand van het graf wankelen als zij water moeten drinken dat warmer is dan vier graden Celsius, een tandenborstel moeten gebruiken die niet in
luchtdicht cellofaan is afgeleverd, of een keer van tafel opstaan zonder zich helemaal rond te hebben gegeten.) Jan kwam terug met een glas ijswater dat van buiten al mistig
begon te beslaan.
'Hier dan. Is dit goed?'
'Prima!' zei Arie tevreden, nam enkele dankbare slokken en hield het
glas tussen hemzelf en Jan in. 'Kijk, ik had trek in een glas ijswater.
Met mijn hersens gebruiken en een beetje praten krijg ik ijswater door
hier rustig te blijven zitten en...'
Jan Prins kneep de lippen opéén, zette de vuisten op zijn bekkenbotten,
haalde even diep adem, bedacht zich dan, keerde zich op zijn hakken om
en ging grimmig zitten optellen. Arie lachte luid.
Lotgevallen rond een locomotief, pag. 7/7
Top
Bloemen (1)
'Mooi. Neem de weg naar de grens. Naar het noorden dus. Als je per taxi
die op rijdt, kom je voorbij een rij alleenstaande villa's. Daar moet je
voorbij. Na een tijdje komt er rechts een vrij steile rots, waar de weg
omheen zwenkt. Neem een bos bloemen mee, die kun je overal kopen en de
taxichauffeur zal denken dat je daar een afspraak hebt met een meisje.
Dat gebeurt daar veel.'
Arie verslikte zich zowat en Jan Prins sloeg beide handen voor zijn
gezicht om het niet uit te proesten.
'Om... Op dit uur van de morgen?'
'Dat gebeurt hier op alle uren van de dag of nacht,' zei Talavera ongeduldig.
'We zijn hier in Mexico. Betaal de chauffeur en wacht bij die rots met
je bloemen. Ik kom met een helrode, gesloten vierdeurs Ford met een geel
dak.'
'Ik zal er zonder mankeren zijn, meneer Talavera.'
Jan en Arie wandelden met strakke gezichten de enorme telefooncel uit
en gingen bij Bob aan het tafeltje zitten. Hun glazen ijsgekoelde thee
stonden al klaar. Bob keek hen nieuwsgierig aan.
'Nou, en?'
Arie keek Jan aan:
'Doe jij het maar. Ik ga daar niet voor gek staan met een bos blommen
in mijn handen. Er zijn grenzen.'
Bob keek verwilderd van de een naar de ander.
'Wat is dit voor wartaal?'
Jan barstte in gillend gelach uit en probeerde Bob, tussen de lachbuien
door, zacht in diens oor te vertellen wat Arie moest gaan doen. De dikkerd
zat er met een stuurs gezicht bij, maar het duurde niet lang of Bob snapte
wat de mop was, keek met een hoopvol gelaat naar Jan en Arie en vroeg met
een trek van satanische vreugde op zijn gelaat:
'Moet hij...?'
Lotgevallen rond een locomotief, pag. 197/175
Top
Bloemen (2)
Hij liep er eerst mee over zijn schouder en toen onder zijn arm, maar
de bos bleef even groot.
'Hoe moet je die dingen in vredesnaam dragen?' vroeg hij ten laatste
gramstorig. 'Dat is het idiote van bloemen. Iedereen snapt meteen hoe hij
een hamer moet dragen, of een geweer, of een schop, of een ragebol, of
een boekentas. Maar met bloemen loop je altijd voor gek, hoe je ze ook
vasthoudt.'
Lotgevallen rond een locomotief, pag. 199/176
Top
Op een terras in de
regen gaan zitten met een zonnebril op
De wilde wind wervelde in de lengte door de straat en joeg vlagen regen
kletterend tegen de twee ramen van de horlogewinkel, waarin Bob haastig
was verdwenen, de Buick met Jan en Arie erin langs het trottoir achterlatend.
'Zeg dikke, kunnen we niet iets geks uithalen?'
'Makkelijk,' antwoordde Arie luchtig. 'Twee zonnebrillen kopen en op
een terras in de regen gaan zitten.'
'Hier in Pittsburgh heben ze geen café-terrassen, uil.'
'Dat weet ik. Anders zou het ook niet gek zijn.'
Vreemd gespuis in een warenhuis, pag. 8/8
Top
Goed snik?
'Luister eens, jongen - ben jij wel helemaal goed snik?
'Ik weet het niet', zei Jan. 'Daar stond ik net over na te denken toen
u afstapte.'
Een vliegtuigsmokkel met verrassingen, pag. 192/173
Top
Waarom
een kolonel nooit haast heeft (en een zakenman wel)
'Zullen we een taxi nemen?'
Jan keerde zich om in de deuropening.
'Waarom moet er nu weer met geld worden gesmeten? Lopen er geen trams,
soms?'
'Zei je niet dat er haast bij was?'
'Daarom is het nog geen kwestie van leven of dood.'
'Als mijn vader zegt dat er haast bij is, meent hij het ook. Hij is
zakenman. Jouw vader is kolonel.'
Jan keek wantrouwend naar zijn vriend Arie, die nu onderaan de trap
was.
'Wat bedoel je daarmee?'
'Kolonels hebben nooit haast. Er komt altijd vanzelf weer eens een
oorlog.'
Kunstgrepen met kunstschatten, pag. 10/10
Top
'Mijn vader was kolonel!'
'En wat was je vader dan?'
De hondeman ging een beetje meer rechtop staan en antwoordde trots:
'Mijn vader was kolonel!'
Toen ging Jan Prins koffie zetten. Dat was niet moeilijk, want in een
muurkast was een kraan, een wasbak en een gasringetje waarop gekookt kon
worden.
Kunstgrepen met Kunstschatten, pag. 94/89
Top
'Jij bent zó
zuinig, jongetje Prins, dat je op Carnaval met een zakje confetti omgaat
of het geld is.'
Arie zat weer aan zijn neus te trekken. Hij bracht nu naar voren:
'Weet je wat wij dan eerst gaan doen?'
'Broodjes eten?'
'Rapport uitbrengen aan mijn vader. Om elf uur is dat schip uitgevaren
en hij zal wel zowat op zijn stoel hoppen als een kaatsbal van ongeduld.
Daar gaat een taxi!'
Arie gaf een luide schreeuw en Jan natuurlijk ook, zij het om een andere
reden. De taxi kwam op deze dubbele krijs af en Jan stond weer eens te
foeteren over het zinloos verslingeren van kapitaal.
'Hou toch je zuinige toet,' zei Arie. 'Mijn vader betaalt de onkosten.'
Zij klommen in de auto en Jan was even tot zwijgen gebracht, maar nauwelijks
was het ding aan het rijden, of hij begon weer:
'Als jij ooit die rederij van je vader erft, dan ben je in een jaar
tijd bankroet.'
'Waarom?' wilde Arie weten.
'Omdat je niet met geld kunt omgaan.'
'Ik kan prima met geld omgaan,' protesteerde Arie.
Jan Prins zat te sputteren:
'Maar op een verkeerde manier. Jij gaat met geld om of het confetti
is.'
'Jij bent zó zuinig, jongetje Prins, dat je op Carnaval met
een zakje confetti omgaat of het geld is.'
De taxi-chauffeur lachte zo hard
dat hij bijna tegen een lantarenpaal opreed. Toen hij was bijgekomen en
weer rechtuit stuurde zei hij:
'Die mop is goed voor een programma van Wim Kan.'
'Poeh,' zei de dikkerd: 'Wat Wim Kan kan, kan Arie Roos ook.'
Kunstgrepen met Kunstschatten, pag. 99/93
Top
Een typische mannen-maaltijd
Die enorme tafel in het midden van de miljonairszaal kwam meteen al
uitstekend van pas, want in het midden ervan werd een kaart van Colombia
uitgespreid, met eromheen borden vol broodjes tartaar, lappen biefstuk,
hompen kaas en kannen melk. Het was een typische mannen-maaltijd, zonder
fratsen of flauwekul. Wie honger bespeurde, hakte een homp kaas of sneed
een flard biefstuk af, en schonk melk of whisky in naar believen. En nu nam Houston, die duidelijk vond, dat er nu genoeg gekletst was,
het spel over. De reusachtige Texaan schoof een schoenzool halfrauwe bief
achter zijn mastodontenkiezen, priemde een vingertop neer op de stad Bogotá
en kondigde aan:
'We gaan het als volgt spelen: ik ga zelf in het duurste hotel van
Bogotá zitten en maak daar een enorme hoop lawaai'.
Bob Evers belegert Fort B, pag. 27/27
Top
Arie ruikt naar volle
melk met roestige spijkers erin
'Zou je misschien niet denken, maar ik heb een verrekte goeie neus,' zei Rikkers.
'Altijd gehad. Het is echt niet de lucht van Podulka die hier aan zit.
Die ruikt heel anders'.
'Hoe ruik IK dan?' wilde Arie weten.
'Naar volle melk met roestige spijkers erin,' zei Rikkers zonder een
seconde aarzelen. 'Dat heb je vaak bij mensen met rood haar'.
Bob Evers belegert Fort B, pag. 97/105
Top
Nouvelle cuisine
shtml">Superslag
om een Supermarkt, waarin Jan Prins kennis maakt met de Nouvelle Cuisine
Top
Herrie om een hardcover
Op de hotelkamer gekomen zei Arie, met een schuine blik naar Bob: 'Beste
Janneman, het gaat hier wel om een gesigneerd exemplaar.'
'Wat!' riep Jan, die zijn voordeel zag verdwijnen, 'dát heb
je er niet bijverteld!'
'Ik dacht dat je dat niet belangrijk zou vinden. Jij wilde toch graag
die boeken?'
'Ja,' zei Bob, 'want je reageerde zo snel, ik had niet eens de kans.'
Jan huilde nu bijna van woede over zoveel onrechtvaardigheid. Hij zag
aankomen dat er spiertje getrokken zou gaan worden.
'Dan hoef ik ze helemaal niet! Hou die hardcovers zelf maar, vet sproetenmonster.'
'Ik wil ze kwijt,' zei Arie, 'ik loop ze maar mee te sjouwen en de
moeite gaat ten koste van mijn denkwerk. Maar troost je, Jan, dat gesigneerde
exemplaar was maar een grapje.'
Jan, die besefte dat hij weer eens beetgenomen was, dook met een rood
hoofd de badkamer in. Bob en Arie vielen gillend van de lach op het bed
.
'Geniaal dikke!' hikte Bob, 'hij liep er met open ogen in.'
Het Roos monster zei, languit liggend met de ogen naar het plafond:
'Ik ben nou eenmaal geniaal. Bel asjeblieft de keuken of we nog iets te
eten kunnen krijgen.'
Top
De lijst is weg
Er is wel iets meer bekend over de briefjesjacht dan Willy van de
Heide in zijn eerste trilogie heeft opgeschreven. Zo is Jeffries er in
geslaagd de lijst in handen te krijgen toen er nog zeven briefjes opgespoord
dienden te worden. Dit deed hij op een wel even geslepen als eenvoudige
manier, die Lois Bennett en Pete (de kennis uit Engeland van Bob die hem
in het avontuur betrok, hoewel dit niet expliciet vermeld wordt) op het
verkeerde been zette. John, de broer van Lois, treft hier geen blaam
Korte inhoud van het voorafgaande: John betrapt Jeffries bij zijn
huis en zet per auto de achtervolging in. Hij rijdt hierbij in een sloot
en rijdt mee met Pete naar zijn buitenhuisje. Jeffries volgt hen en luistert
een deel van het gesprek af. Hij vlucht in de auto van Pete. Er volgt een
heel geros met auto's die over en weer worden gestolen. Pete gaat
naar John's huis, terwijl John zijn eigen auto uit de sloot laat takelen.
Pete maakt kennis met Lois, en ze besluiten, om de kans op diefstal van
de lijst te minimaliseren, de laatste zeven adressen uit het hoofd te leren
en de lijst dan te vernietigen.
Pete gooide de deur van de safe weer in het slot en keerde met de lijst
in zijn hand weer terug naar het schrijfbureau. Hij legde de lijst erop
neer, en ging in een stoel zitten. Lois nam tegenover hem plaats, en elk
namen ze een vel van den stapel.
'Ik zal doorstrepen, welken we al hebben,' zei ze. 'We behoeven er
nog maar zeven te leeren!'
Ze nam een zilveren potloodje uit haar taschje en op dat oogenblik
weerklonk van buiten het geluid van een claxon. Vaag drong het gebrom van
een motor tot hen door.
'Dat is mijn wagen!' riep Lois en sprong op. 'Ze rijden er mee weg!'
Pete handelde op hetzelfde oogenblik. Hij sprong de kamer uit, rende
de gang door en opende de voordeur. Toen hij den tuin doorholde, en dat
was een heel eind, hoorde hij Lois achter zich aankomen.
Hij vernam nu geen autogeluid meer, evenmin een wagen die wegreed,
maar toen hij hijgend bij het tuinhek aankwam, dat wit schemerde in de
duisternis, stond er alleen zijn eigen gehuurde wagen. Die had ook niet
kunnen verdwijnen, want hij had er dezen keer den contactsleutel afgenomen.
Hij stond stil, en staarde om zich heen. Geen enkel geluid was te hooren,
behalve de stappen van Lois, toen ze aan kwam rennen.
'Is mijn wagen weg?' hijgde ze.
Pete maakte een brommend geluid:
'Ik vrees dat onze tegenstander een complex heeft, of zoo iets; hij
brengt zijn vrijen tijd blijkbaar door met het verzamelen van auto's.'
En toen viel Lois hem opgewonden in de rede.
'Daar zie ik een rood achterlichtje!'
Pete keek in de aangewezen richting en zag een rood lichtje dat eerst
voor hem verborgen was gebleven door een boomstam. Samen liepen ze er heen.
Het was Lois' wagen, een honderdtal meters verder netjes opzij van den
weg geparkeerd met brandende lichten.
Ze onderzochten het inwendige. Er was niets ongewoons aan te zien.
De motor was netjes afgezet; de contactsleutel stak nog in het slot.
'Snap je dat?' zei Lois, en fronste haar wenkbrauwen.
En toen uitte Pete een kreet: 'De lijst!'
Ze renden terug naar het hek, er door en op het huis af. Het licht
straalde uit de voordeur, die ze wijd hadden laten openstaan. De eerste
blik dien ze in de studeerkamer wierpen was voldoende. De schrijftafel
was leeg; het eenige ding wat er nog op lag, was Lois' revolver, en de
deuren, die uitkwamen op den tuin, stonden wagenwijd open. De regen had
opgehouden en in de stilte drong door die geopende vensters het langzame
tikken van de vallende droppels.
Pete deed het licht uit en ging naar de geopende deuren. Hij staarde
in den tuin. Niets bewoog er, geen geluid buiten het lekken van de droppels
uit de boomen deed zich hooren.
'Hij is weg!' zei Lois achter hem, in de donkerte van de kamer.
Pete zei een krachtig woord en trok de tuindeuren dicht.
'Inderdaad, en met hem onzen lijst!'
Top
'We kunnen hier mooi
wat eten,' zei de dikke jongen
In Lawaai in Luxemburg hebben de drie jongens opdracht van Pa Roos
gekregen om zijn administrateur Bierkoop te achterhalen. Deze Bierkoop
heeft er jaren een dubbele boekhouding op nagehouden, waardoor de rederij
fors benadeeld is. Bierkoop is er in geslaagd om geld naar Luxemburg te
brengen en zit daar nu van zijn pensioen te genieten, onwetend van het
feit dat Arie, Bob en Jan hem op het spoor zijn gekomen.
Een feuilleton, geschreven door Rene Verhulst
Top
Het Jasje van Karel Sijmonds
'Zie je dat? Daar staat Ben Bakema'.
'Verrek, ja!' zei Sijmonds en brulde: 'Sta Op, Verdrukten Der Aarde!
Word weer een vent, Bakema en zak met ons door als een kerel!'
Door al dat donderend verkeerslawaai hoorde Bakema natuurlijk niets.
'Ik ga hem een schop onder zijn muzikale reet geven', zei ik, holde
dwars door het verkeer naar de vluchtheuvel, draaide mijn voet dwars en
gaf hem met de vlakke zijkant een enorme doffer onder zijn kont.
'Ha die Ben!' riep ik. 'Ben je al wakker?'
De vent draaide zich om en het was Bakema helemaal niet.
Top
Regels voor een revolutionnair
De eerste regel voor een revolutionnair is: dat hij zijn vrouwen onder
de duim moet houden.... anders dient hij vrijgezel te blijven als een soort
monnik. Want de Repressieve Macht van de vrouw is enorm. Vrouwen zijn alléén
maar schrikwekkend origineel in het object van hun teeltkeuze. Verder zo
conservatief als de pest. Plus ça change - plus c'est même chose.
Top
|